Kies Nederlands Switch to English
Roze Spreeuw
Roodkeelnachtegaal
Hoogwoud


Even geduld...

Dutch Birding volume 27 (2005) no 1

2005-1

Vorkstaartplevier en Oosterse Vorkstaartplevier - een kritische beoordeling van determinatiekenmerken

Naar aanleiding van waarnemingen van enkele moeilijk determineerbare vorkstaartplevieren Glareola in Nederland en Zweden onderzochten de auteurs de kenmerken die Oosterse Vorkstaartplevier G maldivarum van Vorkstaartplevier G pratincola onderscheiden. Door dit onderzoek werden bovendien enkele nieuwe of weinig bekende kenmerken bekend.

De witte armvleugelachterrand die, samen met de kortere en dus minder diep gevorkte staart, bekend staat als het meest betrouwbare kenmerk vertoont veel meer variatie dan meestal wordt gedacht. Het is dus belangrijk om een combinatie van meerdere kenmerken te gebruiken om tot een sluitende determinatie te komen. Net als bij andere steltlopers is het bij het determineren van een vorkstaartplevier van groot belang om eerst de leeftijd te bepalen. Hiervoor dient men op de hoogte te zijn van de variatie, het sleetverloop en de rui van elk verenkleed.

De volgende reeds bekende (of vermeende) kenmerken en hun variabiliteit worden besproken: 1 aanwezigheid van duidelijke witte armvleugelachterrand bij pratincola; 2 kortere buitenste staartpennen (vleugels projecteren 2-3 cm voorbij de staarttop) bij madivarum; 3 donkerdere bovendelen bij maldivarum; 4 uitgebreider oranjeachtige waas op onderborst (tot buik) bij maldivarum; 5 donkerdere bovenzijde van buitenste handpenschacht bij maldivarum; 6 dieper oranjebeige keelvlek bij maldivarum; 7 bredere zwart-witte keelomranding bij maldivarum; 8 beperktere hoeveelheid zwart in staart bij maldivarum; 9 omvang van rode snavelbasis in profiel gezien (geen bruikbaar kenmerk); 10 omvang van rood ondervleugelveld (geen bruikbaar kenmerk); en 11 wat kortere en minder spitse snavel bij maldivarum (geen bruikbaar kenmerk).

Vier nieuwe of weinig bekende kenmerken worden in detail beschreven: 12 kleurverschil tussen binnen- en buitenvlag van binnenste handpennen bij pratincola; 13 kleurverschillen tussen binnenste en buitenste armpennen bij pratincola; 14 vorm van het neusgat (korter en ronder bij maldivarum); en 15 minder rood op de onderzijde van ondersnavel bij maldivarum (bij adulte vogels).

Vier kenmerken worden genoemd die de determinatie kunnen ondersteunen: 16 tarsuslengte (korter bij pratincola); 17 lengte van zwarte mondstreep (langer bij maldivarum); 18 kleur van teugel (in adult zomerkleed)(donkerder bij maldivarum); en 19 oranjeachtige tint op zijkop en -hals bij maldivarum.

De variatie in de meeste van deze kenmerken wordt getoond op platen en foto's.

Bij het determineren van een Oosterse Vorkstaartplevier in Europa of elders buiten de reguliere gebieden dient eerst de mogelijkheid van een gesleten Vorkstaartplevier te worden uitgesloten. Van december tot juni zijn beide soorten 'veilig' te onderscheiden maar van juli tot november zijn aan de determinatie bepaalde risico's verbonden. Een combinatie van meerdere kenmerken is dan wel sluitend maar alleen het vaststellen van een ondiepe staartvork en het ontbreken van een witte armvleugelachterrand volstaat niet.

Gerald Driessens, Pastoriestraat 16, 2500 Lier, Belgium
(gerald.driessenspandora.be)
Lars Svensson, Runebergsgatan 4, 114 29 Stockholm, Sweden
(lars.svensson-lullulatelia.com)



terug