Kies Nederlands Switch to English
Roze Spreeuw
Roodkeelnachtegaal
Hoogwoud


Even geduld...

Dutch Birding volume 28 (2006) no 4

2006-4

Afrikaanse Slangenhalsvogel in Israël in mei 2004 en status in het West-Palearctische gebied

Op 31 mei 2004 werd aan de noordwestelijke oever van het Meer van Galilea bij kibboets Ginnosar, Israël, gedurende c 30 min een Afrikaanse Slangenhalsvogel Anhinga melanogaster rufa waargenomen. De vogel werd alleen zwemmend en duikend gezien, in de nabijheid van Dwergaalscholvers Phalacrocorax pygmeus, waardoor de onderdelen niet werden gezien. De combinatie van structuur en formaat (naar schatting iets kleiner dan Aalscholver P carbo), lange dunne hals, lange slanke snavel, lange staart, overwegend donker (zwart) verenkleed, kastanjebruine nek met witte lijn en witte tekening op schouderveren en dekveren sluit andere soorten dan slangenhalsvogels uit. Amerikaanse A anhinga, Australische A m novaehollandiae en Oosterse Slangenhalsvogel A m melanogaster kunnen, behalve op geografische gronden, ook op basis van het verenkleed worden uitgesloten. Zo mist Amerikaanse de karakteristieke witte lijn langs de nek en zijn kop en nek/hals bij Australische zeer licht van kleur. Adulte Oosterse Slangenhalsvogel lijkt nog het meest op Afrikaanse maar vertoont een meestal witte keel (welke varieert van 'buff' tot kastanjebruin bij adult-type Afrikaanse) en heeft minder warm, meer grijsachtig, bruin getinte kop en hals.

Dit betreft het eerste geval voor Israël sinds 1957. De herkomst van de vogel ligt mogelijk in de (eens zeer omvangrijke) moerassen langs de Eufraat en Tigris, op de grens van Irak en Iran. De West-Palearctische populatie, waartoe tot eind jaren 1950 ook een kolonie in Turkije behoorde (deze vogels overwinterden destijds in Noord-Israël en Jordanië), werd ook wel als aparte ondersoort beschouwd, A m chantrei. In de afgelopen 30 jaren zijn maar enkele waarnemingen (van zeer kleine aantallen) bekend uit het enige broedgebied in het Midden-Oosten, de Mesopotamische moerassen van zuidelijk Irak en Iran. In Iran werden in voorjaar/zomer van 2002 en vroege voorjaar van 2003 tot twee Afrikaanse Slangenhalsvogels waargenomen, het eerste geval voor Iran sinds 1975. Deze moerassen zijn echter grotendeels drooggelegd, waardoor gevreesd moet worden voor het voortbestaan van deze soort in dit gebied.

Afrikaanse Slangenhalsvogels in het Afrotropische deel van het verspreidingsgebied zijn deels standvogel maar zwervende exemplaren van noordelijke populaties kunnen grote afstanden afleggen. Gevallen van Afrikaanse Slangenhalsvogel in Egypte en Marokko wijzen daar eveneens op. Dit is trouwens ook bekend van een aantal andere Afrikaanse watervogelsoorten die als dwaalgast in Israël zijn vastgesteld. Het ligt daarom voor de hand dat de vogel van 2004 uit tropisch Oost-Afrika afkomstig was, al kan een herkomst uit het grensgebied van Irak en Iran niet worden uitgesloten.

Gert Ottens, Ganzebloem 14, 3984 CG Odijk, Netherlands
(glanskraaihotmail.com)



terug