Kies Nederlands Switch to English
Roze Spreeuw
Roodkeelnachtegaal
Hoogwoud


Even geduld...

Dutch Birding volume 29 (2007) no 3

2007-3

Voorkomen van Bronskopeend in Nederland en het West-Palearctische gebied

In dit artikel wordt het voorkomen van Bronskopeend Anas falcata in Nederland en de overige landen van het West-Palearctische gebied (WP) en ook in Noord-Amerika beschreven. In de meeste landen van de WP (en oostelijk Noord-Amerika) wordt deze Siberische soort als 'escape' behandeld; Nederland is hierop (met westelijk Noord-Amerika) een uitzondering omdat de soort hier wel op de nationale avifaunistische lijst is geplaatst. Er zijn in totaal negen gevallen, waarvan enkele betrekking hebben op vogels die enkele jaren achtereen terugkeerden naar dezelfde locaties(s). Alle gevallen betreffen mannetjes. Voor aanvaarding is cruciaal dat met zekerheid is vastgesteld en gedocumenteerd dat de vogel ongeringd was en onbeschadigde vleugels had. Waarnemingen waarbij dit niet is vastgesteld komen niet voor aanvaarding in aanmerking ('omgekeerde bewijslast'). Naast degelijke 'onbesliste' exemplaren zijn er in Nederland meerdere waarnemingen van (vrijwel) zekere 'escapes'; hiervan wordt een aantal recente voorbeelden besproken.

De determinatie van deze soort kent bij adulte mannetjes weinig problemen en er zijn geen waarnemingen afgewezen op basis van een onzekere determinatie. Wel is er een geval in Limburg van een vermoedelijke hybride Bronskopeend (mogelijk met Krakeend A strepera) die veel kenmerken van Bronskopeend vertoonde, maar met name wat koppatroon betreft afwijkend was, en werd in mei 2007 een mogelijke hybride gemeld bij het Nuldernauw, Gelderland. Er zijn geen gevallen van vrouwtjes, waarschijnlijk doordat deze veel lastiger te herkennen zijn dan mannetjes. Wel zijn er enkele vrouwtjes als 'escape' vastgesteld of gemeld. In het artikel wordt ingegaan op het verspreidingsgebied in Oost-Azië en het trekgedrag en wordt aangegeven dat de soort tegenwoordig als 'bijna bedreigd' ('near threatened') wordt beschouwd, met een wereldpopulatie van nog maar 35 000 exemplaren (geschat 100 000 in het begin van de jaren 1990).

Een overzicht wordt gegeven van alle bekende waarnemingen in de WP buiten Nederland, van 1839 tot en met 2007; het gaat om 61 exemplaren (60 gevallen), op drie na alle van mannetjes en het merendeel adulte. Omdat de soort in de meeste landen niet wordt beschouwd als potentiële dwaalgast en dus niet wordt beoordeeld is het overzicht van gevallen waarschijnlijk niet compleet en is ook niet duidelijk of in alle gevallen de determinatie correct is (al zal dat laatste vanwege de eenvoudige herkenning meestal wel het geval zijn). In dit overzicht zijn geen waarnemingen opgenomen van exemplaren die duidelijk van niet-wilde herkomst waren (op basis van ringen en/of vleugelbeschadigingen). Vrijwel alle waarnemingen in de WP vallen in de periode oktober-juni. In 1992 en in de winter van 2003/04 was sprake van hogere aantallen dan normaal. In Noord-Amerika wordt de soort ook af en toe waargenomen, met name in Alaska, VS, en verder zuidelijk langs de westkust en worden eveneens discussies gevoerd over de status. In recente jaren zijn in Noord-Amerika zeven gevallen aanvaard als vermoedelijk wilde vogels.
Op basis van een aantal aspecten wordt geconcludeerd dat een wilde herkomst van (een deel van) de vogels in de WP goed denkbaar is dat er op basis van het verspreidingsgebied en trekgedrag geen reden is om deze soort niet als potentiële dwaalgast te beschouwen. Het feit dat een aanzienlijk deel van de gevallen in de WP op zekere of vermoedelijke 'escapes' betrekking heeft doet aan die conclusie niets af maar zorgt wel voor een 'vertroebeld' beeld van het werkelijke voorkomen.

Max Berlijn, Wilhelminastraat 9, 6285 AS Epen, Netherlands (max.berlijnnn.nl)



terug