Op 23 aug 1985 wilde ik mijn eerste Steppevorkstaartplevier gaan zien, die was gezien in de duinen van Castricum, vlak bij het ringstation. Ik was met het openbaar vervoer en een taxi gekomen, en dus was ik aan het lopen, en als altijd vroeg ik mij af of ik eigenlijk wel goed liep. In de duinen was in een bosje een boswachter de band van zijn fiets aan het plakken, dus ik liep op hem af om hem de weg te vragen naar het ringstation.
Hij wilde juist gaan beginnen met uitleggen, toen ik hem ongevraagd vertelde dat ik daar de Steppevorkstaartplevier wilde gaan zien. Daarop brak hij zijn uitleg af, met de mededeling dat hij aan mijn soort mensen, die altijd met auto’s door de duinen kwam scheuren, niets te melden had. Ik vertelde hem nog dat ik dacht dat ik was komen lopen, en dat ik in zijn algemeenheid vond dat je niet aan iedere blanke de misdaden van de blanken –van het destijdse regime– tegenover de zwarten in Zuid-Afrika kunt verwijten. Hij was dat eigenlijk wel met mij eens, maar hij wou me toch niet vertellen hoe ik nu verder moest lopen. Toen heb ik het verder zelf maar uitgezocht, en met succes. |