Wanneer staat vast dat een vogelsoort definitief is uitgestorven? Die bevestiging komt vaak zo veel later, dat het erop lijkt dat de mens niet wil toegeven dat het doek voor de betreffende soort voorgoed is gevallen. Is dat een schuldgevoel, voortgekomen uit het besef dat hij zélf veelal de oorzaak is van het verdwijnen van vogelsoorten? Zie het 'Rare Birds Yearbook 2008' waarin, onder auspiciën van BirdLife, de Zweed Erik Hirschfeld de meest bedreigde vogelsoorten op deze wereld doorneemt. Dat zijn er 189, waaronder soorten waarvan aannemelijk is dat ze reeds ´exit´ zijn. Wat te denken van de Kuifcasarca, van het Guadeloupe Stormvogeltje, de Eskimowulp, de Blauwgrijze Ara, de Keizerspecht en nog meer soorten die Hirschfeld opvoert, ondanks dat er van de meeste al bijna in geen eeuw meer waarnemingen zijn geweest; 'onbevestigde waarnemingen' daargelaten. Nog wel begrijpelijk is dat de Grote Ivoorsnavelspecht erbij is, hoewel er na het spektakel in Arkansas in 2005/2006 een ijzige stilte volgde, en zeker geen Amerikanen met foto's die alle twijfels wegnamen.
Natuurlijk zijn er respectabele herontdekkingen geweest, onlangs weer van de Becks Stormvogel. Dat gebeurde achter Nieuw-Guinea, in een zeegebied waar tot voor kort nooit behoorlijk naar zeevogels was gekeken. Er zijn meer van dergelijke plekken, zij het dat er rap aan wordt gewerkt die witte vlekken ook wat betreft vogels in te kleuren. Zo'n witte vlek is Myanmar, de naam die de machthebbers aan het voormalige Birma hebben toegedacht. En dan speciaal het noorden: Kachin State. Met eerst de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog, daarna het onafhankelijkheidsstreven en vervolgens toen dit was gehonoreerd de komst van een door militairen geregisseerd bewind, was er sinds de jaren dertig van de vorige eeuw weinig vogelnieuws uit Kachin State gekomen. En eigenlijk überhaupt weinig nieuws.
Dat intrigeerde Joost van der Ven. Een van de vogelsoorten waarover deskundigen al decennialang tobben of-ie er nog wel of niet meer is, is de Rozekopeend, de Pink-headed Duck, ook eentje van de 189 van Hirschfeld. Mocht ´Pinky´ nog bestaan dan zou dat, gelet op het historische verspreidingsgebied, inderdaad in de witte vlek Kachin State kunnen zijn. Daarom bemachtigde Joost van der Ven vergunningen om er te kunnen gaan zoeken. In zijn boek 'Roze is een kleur' doet hij verslag van zijn belevenissen. Daarnaast bekent hij dat die zoektocht vooral een dekmantel was voor zijn verlangen om de natuur, de mensen, de politiek, kortom het hele land te leren kennen.
Zijn uitnodiging om mee te gaan was me uiterst welkom. Eind 1999, net een maand gestopt met de arbeid, lummelde ik wat onwennig rond en begon ik te vermoeden dat mijn Franse bazen het ditmaal wél bij het rechte eind hadden gehad, want meestal was ik het niet met hen eens. Op mijn mededeling dat ik gebruik wilde maken van de VUT-regeling, hadden ze dit ontraden. 'We kennen je, dat is niets voor jou', was hun reactie. Voilá, zouden ze dan toch gelijk hebben?
Bij het rijtje redenen om op de invitatie in te gaan had ik nog een extra motief. Het was niet de eerste keer dat vogels mij naar een natie lokten met een rigide regime dat mensenrechten aan de laars lapt. Over Myanmar had een paar jaar eerder het Birma-comité contact opgenomen om mij in te prenten dat de maatschappij waarvoor ik werkte zich encanailleerde door zaken te doen met het militaire regime in het land. Parijs nam toen dat contact over, maar het statement van een van de comitéleden 'Mijnheer, geloof me, in dat land wordt nooit gelachen' was me bijgebleven; een extra injectie voor een toch al latent aanwezige nieuwsgierigheid. Natuurlijk had het land een fout bewind. Overigens, een van de ervaringen tijdens de bezoeken was dat er in Myanmar wel degelijk wordt gelachen. En veel ook.
Na op en neer te zijn geweest naar Bonn voor een visum zaten John Howes en ik op 17 januari 2000 in een Fokker 28, die ons van de hoofdstad Yangon naar Myitkynia bracht. Joost was daar al drie weken, samen met Prakash Gole uit India. Die vlucht en in het bijzonder de catering door beeldschone stewardessen waren een verhaal op zich, zij het niet meer dan een hoofdstuk in een gemakkelijk te vullen boek over alle buitenissigheden die het reizen naar en door Kachin State anno 2000 in petto had.
In het noorden van Kachin State verliep de expeditie soms moeizaam (Gerard Ouweneel).
Aan de speurtocht naar de Rozekopeend kwamen de meest denkbare transportmiddelen te pas, van stokoude Chevrolettrucks van het model waarmee onze bevrijders in mei 1945 Rotterdam binnenrolden, tot olifanten toe. Tijdens een onderzoekstocht per olifant zouden we een Gaur zien, een enorm Zuidoost-Aziatisch bosrund. Maar zoals op veel plekken in Zuidoost-Azië is het schip het vervoermiddel bij uitstek. De dagen die we doorbrachten op de Irrawaddy en/of diens zijrivieren, zittend op het lage, lange dak van een gehuurd riviertransportschip, waren het meest enerverend, een ervaring waaraan ik het vaakst terugdenk. Het waren ook de dagen met de meeste vogels.
Karakteristiek tafereel in de buurt van dorpen langs de oever van de Irrawaddy (Gerard Ouweneel). Het viel soms niet mee de aandacht geconcenteerd te houden op de vogels...
Tussen Myitkyina en Bhamo presenteert de Irrawaddy zich als een machtige rivier, met soms oevers ver verwijderd, dan weer dichtbij. Op die oevers vaak een coulisse van hoog opgaande bomen, met niet zelden roofvogelsilhouetten in de toppen of op dode takken. Dan in de rivier een grillige bocht met daarin een hoog oprijzende, door uitschuring gevormde oeverwal. Op die wallen bevinden zich de nederzettingen, waar we soms aanmeerden om inkopen te doen. In Talawagyi werden we vaste klanten.
Her en der in de rivier lagen enorme zandbanken, soms een zicht ver. Vanaf plekken waar de stroomgeul zo'n bank dicht naderde, leidde een zandpad richting oever. Aan de rand markeerde een kale staak, een wrak of een hutje deze 'boothalte', waar passagiers met hun bullen konden in- of ontschepen. De met mensen en goederen afgeladen schepen waren bezienswaardigheden. Bij het passeren ging er per definitie als groet een arm omhoog. Uit het gerucht op de schepen viel op te maken dat er veel plezier was. Het netvlies sloeg een album aan beelden op van Irrawaddy-transportschepen, opdoemend uit de ochtendnevel. Soms was die nevel zo dicht dat de afvaart 's ochtends moest worden uitgesteld. De in de buurt van de dorpen in de Irrawaddy badende en met hun wasjes in de weer zijnde mensen leverden ook weer zowel netvlies- als fotobeelden op. Dat gold eveneens voor de goudzoekers die op ondiepe plekken met hun attributen bezig waren.
Vracht- annex personentransport over de Irrawaddy (Gerard Ouweneel).
Op oevers en banken een melkweg aan vogels! Ongetwijfeld hebben vogeltaferelen als deze Bengt Berg in vervoering gebracht toen hij in de jaren twintig van de vorige eeuw op zoek naar winterkwartieren van Europese kraanvogels door Soedan de Nijl opvoer. Net als langs die Nijl domineerden hier de overwinteraars. Van sommige soorten stelden wij aantallen vast die, naar later zou blijken, de tot dusver geschatte wereldpopulaties fors deden uitslaan. Eén tafereel stal de show. Net voorbij Talawagyi was een grote zandbank met daarop Kraanvogels en ook twee Zeearenden. Op de achtergrond het silhouet van een vreemd gevormde, enorme pagode. In december 2001 zat er langs de rand van die zandbank een Dunbekmeeuw die, voorzover viel vast te stellen, de eerste voor Myanmar was.
Onvolwassen Zeearend Haliaeetus albicilla langs de Irrawaddy, januari 2000 (Gerard Ouweneel). Tijdens de expeditie van 1999/2000 waren er in het gebied van de Irrawaddy tenminste zeven exemplaren, zowel adulte als onvolwassen exemplaren. Craig Robson noemt deze soort alleen als een 'vagrant' voor Centraal-Thailand.
Die Zeearenden waren ook nieuw voor Myanmar. Er vielen zowel adulte als onvolwassen exemplaren te noteren. Op 11 december 2001 zagen wij twee juveniele vogels bij een dode karbouw en even later twee adulte exemplaren die boven de Irrawaddy de show 'rolling and talon grappling' ten beste gaven; het hoog om elkaar heen rollen, waarbij de vogels soms even de klauwen vervlechten. Op een waarneming van twee exemplaren op 21 januari 2001 na ontbraken Witbandzeearenden, een soort die de laatste tijd terrein heeft moeten prijsgeven.
Met ettelijke duizenden exemplaren was de Indische Gans een van de soorten waarvan de wereldpopulatie na de Myanmarexpedities aan herziening toe was. Bij de elfde bijeenkomst van de Goose Specialists Group in mei 2008 in Ladakh, India, vond die bijstelling plaats.
Verder waren er op de zandbanken Reuzenzwartkopmeeuwen, grote vluchten Zwarte Ooievaars, Grauwe Ganzen en enorme aantallen Casarca's te zien. Deze laatste lagen trouwens ook in geplukte vorm op de locale markten. Voorts viel te genieten van Grote Grielen en opmerkelijk veel Kleine Vorkstaartplevieren.
Indische Ganzen Anser indicus rustend op zandbanken in de Irrawaddy (Gerard Ouweneel). Hoewel het overwinteren van Indische Ganzen in Noord-Myanmar bekend was, waren de grote aantallen een verrassing. Alleen al tijdens de Irrawaddy-vaartocht in januari 2000 zaten daar tenminste 4.000 exemplaren. Inclusief de elders vastgestelde aantallen tijdens latere Myanmar-expedities betekende dat een forse bijstelling naar boven van de wereldpopulatie van deze soort.
In totaal leverden de Myanmarexpedities elf niet eerder voor de natie vastgestelde vogelsoorten op. Zes andere waren zelfs nieuw voor Zuidoost-Azië. Mocht de indruk zijn gevestigd dat de expeditieleden op het bewuste bootdek met genotmiddelen onder handbereik uitsluitend ontspannen zaten te genieten van het voorbijglijdende landschap, dan is enige correctie op haar plaats. Alles werd zorgvuldig gedetermineerd en geteld. De data kwamen later in een samenvattend rapport, van iedere expeditie eentje. Verder nam de redactie van de bulletins van de Oriental Bird Club, het tegenwoordige BirdingAsia, waarnemingen op van opmerkelijke aantallen en bijzondere soorten, zodat de avifauna van Myanmar meer bekendheid kreeg. Dat gebeurde ook met tijdens de expeditie waargenomen broedvogelsoorten waarvan bekend is dat de populatie in Zuidoost-Azië er bedenkelijk voorstaat. Dat zijn soorten als Grijze Pelikaan, Saruskraanvogel, Zwarthals Ooievaar en Javaanse Maraboe.
Deze Siberische Taling Anas formosa op de Irrawaddy nabij Myitkyina op 29 januari 2000 was nieuw voor Myanmar (Gerard Ouweneel).
In verband met de recente gierencrash in India, die BirdLife ertoe bracht drie soorten gieren onder te brengen in de categorie van de 189 meest bedreigde vogelsoorten, ging onze speciale aandacht ook uit naar waargenomen gieren, de Bengaalse en Indische. Tot die categorie behoort ook de pas in 1968 ontdekte Siantrazwaluw, waarvan er sindsdien slechts enkele werden gezien, en wel in Centraal-Thailand. Omdat Kachin State naar het oordeel van BirdLife óók voor deze graalsoort hoge ogen zou kunnen gooien, gunden John en ik alle Boerenzwaluwen een blik: John aan bakboord, ik aan stuurboord. Omdat boerenzwaluwen boven de Irrawaddy overvloedig aanwezig waren, was alleen al die onszelf opgelegde taak een herculesarbeid. Gelukkig krijg ik waar ook ter wereld nooit genoeg van het kijken naar Boerenzwaluwen.
Zwarte Ooievaars Ciconia nigra op een van de banken in de Irrawaddy (Gerard Ouweneel). Zowel op de banken, in de velden als rustend in bomen zagen we vluchten van honderden exemplaren. Robson noemt de Zwarte Ooievaar voor Myanmar 'rare to uncommon'.
Tegen het eind van de dag werden op een zandbank de tentjes opgezet. De bemanning overnachtte aan boord. Tijd voor enige zelfreiniging, een maaltijd, een vuurtje en plannen voor de volgende dag. De ruimtelijke Irrawaddy-entourage verdween in de snel invallende nacht. Kraanvogelfanfares overstemden royaal de stemmen van de invallende Grauwe en Indische Ganzen... 'those were the days.
Op een zo'n avond klampten wij een Birmees aan die op onze zandbank rondscharrelde. De man bleek strikken uit te zetten om op de zandbank overnachtende kraanvogels te bemachtigen. Het ogenschijnlijk simpele houtje-touwtje vangtuigje pakte uit als een wonder van vernuft en doeltreffendheid, wat onze afkeer deels wegnam. Kraanvogelman Joost rustte niet eer hij zo'n gevalletje als geschenk in de wacht had gesleept. Via onze tolk Thet kwam er een gesprek op gang.
Het bleek een gouden ontmoeting, want de man maakte zich bekend als een in Kachin State rondtrekkende jager. Toen Joost hem een plaat voorhield met daarop de in Myanmar voorkomende eenden, inclusief de begeerde Rozekop, wees hij deze aan. Die zag hij wel eens, vertelde hij. Niet hier langs de Irrawaddy, maar het binnenland in, de rivier de Nam Sam Chaung op. En hij wees een plek aan dicht tegen de grens met China. Even was het stil op de zandbank. Want de man koos zonder aarzelen Pinky uit. Dat was dus iets anders dan het vriendelijk ja-knikken dat ons in de dorpen ten deel viel wanneer we de Rozekop eerst zelf aanwezen. De dan ja-knikkende lieden dachten waarschijnlijk: wel ja, laten we die lui een plezier doen. Maar wellicht verwisselden ze Pinky met de overal aanwezige Casarca's.
De Casarca Tadorna ferruginea was na de Krakeend Anas strepera de talrijkst waargenomen eendensoort (Gerard Ouweneel).
Op 8 december 2001, bijna twee jaar na de bewuste ontmoeting, was de monding van de Nam Sam Chaung het toneel van uren durend getob om vanuit de Irrawaddy die rivier op te varen. De zandruggen in de monding waren zo hoog dat duidelijk werd dat ons moederschip op de zijrivier geen schijn van kans zou hebben. Het werd een lang, smal, kanoachtig vaartuig, waarin de potigste bemanningsleden en de hoogstnodige spullen, waaronder de tentjes, meegingen. Bij de achterblijvers bevond zich een ogenschijnlijk uit louter vetkussentjes bestaande, ons opgedrongen functionaris, die eruitzag en er ook blijk van gaf zich alleen thuis te voelen achter een ambtelijk bureau. Ook de kok bleef achter, zodat de catering drie dagen lang hoofdzakelijk vanuit de rivier en via nederzettingen zou moeten gebeuren.
Eenmaal over de zandbanken en na de eerste bocht was het moederschip plus bemanning uit zicht. Joost en ik spraken het vermoeden uit dat ze zich direct naar de vleespotten van Talawagyi zouden spoeden. Al snel vogels. Twee Bengaalse Gieren voegden zich bij een club van negen cirkelende Javaanse Maraboes. Langs de oevers Zwartrugvorkstaarten en even later drie boven de rivier rondzwierende Blauwbaardbijeneters. Op de oever was een clubje Nepalfazanten in de weer. Daarna voeren we langs een in dichte oevervegetatie staande olifant, met op zijn rug een jongetje. Ook zagen we de eerste Kleine Rivierarend, een soort die hier tamelijk gewoon bleek, met twee dagen later minstens zes individuen.
Het nemen van de stroomversnellingen in de Nam Sam Chaung, december 2001 (Gerard Ouweneel).
In het begin van de middag kregen wij tweemaal kort achtereen een adrenalinestoot. Eerst bij een vlak naast de boot opduikende Gemaskerde Vinpoot, waarvan Craig Robson net had geschreven dat er over diens aanwezigheid in Noord-Myanmar niets bekend was. Dan, slechts even later, voor de boeg, op een over de rivier hangende tak, een onwaarschijnlijk grote reiger, overwegend grijs met een wittige buik. Dit was insignis, de Keizerreiger! Een schok van blijdschap ging door ons heen, want voor zulke waarnemingen doe je dit allemaal. De vogel vloog op, verder de rivier af, en zette zich weer in een boom, ons de gelegenheid biedend een paar miserabele foto's te maken. Twee dagen later, bij de terugtocht, zouden wij er nog eentje zien.
Vóór vertrek had professor Karel Voous in Huizen gezegd: ´Gerard, je gaat naar het land van insignis. Misschien zie je hem. Schrijf dan alles op van wat je van hem ontdekt, want er is bijna niets bekend'. Een paar weken later, terug in Nederland, bleek Voous op zijn sterfbed te liggen, zodat ik hem over de Keizerreiger langs de Nam Sam Chaung nooit heb kunnen inlichten.
Keizerreiger Ardea insignis langs de rivier de Nam Sam Chaung op 8 december 2001 (Gerard Ouweneel).
De vaartocht is niet overal een walk-over. Er zijn netelige stroomversnellingen met grote rotsblokken. Om de boot lichter en gemakkelijker manoeuvreerbaar te krijgen gaan we er een paar maal uit. Eenmaal gaat het goed mis en blijven we in zo'n stroomversnelling op een rotspunt hangen. Averij, water in de boot en wegdrijvende spullen. Bij alle capriolen scheur ik mijn pantalon, tot grote vreugde van de medeschepelingen. Omdat zo'n kledingstuk redelijk elementair is en het reserve-exemplaar zich twee dagen stroomafwaarts bevindt, leggen we aan bij een dorpje. Het verzoek om het zitvlak van mijn broek te naaien, baart opzien. Maar het kan. Het tafereel van de beeldschone Birmese die, gebogen over mijn broek, zich uiterst serieus van de klus kwijt, zal me altijd bijblijven. Terug in Nederland zou de bewuste pantalon bij het stapeltje 'kledingstukken met een verleden' belanden.
Ondanks de fijne enerverende vogelsoorten en het schitterende rivierlandschap brengen de drie Nam Sam Chaung-dagen niet datgene waarop wij vlassen. Ons doel, het op de kaart aangegeven moeras dat onze zegsman van twee jaar eerder aanwees, blijkt te zijn drooggelegd. Een veelbelovend uitziende zijrivier is voorbij de eerste bocht geblokkeerd door omgetuimelde bomen.
De derde dag gaan we terug. Een van de stroomversnellingen levert vertraging op doordat twee grote rivierschepen van het type 'ons moederschip' stroomopwaarts komen, afgeladen met mensen en hun kennelijke hele hebben en houden. Wat zijn dit? Kolonisten op zoek naar een nieuw onderkomen? Rivierbewoners? Hoe zijn ze dan met die grote, zwaar beladen schepen door die verzande monding heen gekomen? Over die stroomversnellingen? Het zijn niet de enige vragen die tijdens de expedities door Kachin State rijzen. Wel expedities met veel grote momenten.
Joost ging nog een aantal malen terug. Op mijn vragen hoe de plekken die wij bezochten er bijstonden, was zijn reactie vaak: ´Koester je herinneringen maar, want er is weinig meer van over'. Kachin State was reeds en werd nog meer een wingewest voor het nabijgelegen China. Dat zegt alles!
Keizerreiger Ardea insignis, Kachin State, Myanmar (Gerard Ouweneel)
De Keizerreiger
Net als de Rozekopeend wordt de Keizerreiger (Ardea insignis, White-bellied Heron) door Birdlife tot de 189 meest bedreigde vogelsoorten op deze wereld gerekend. Alleen ziet het er van de eerste vrijwel zeker naar uit dat hij niet meer bestaat en weet de Keizerreiger zijn bestaan nog te rekken. BirdLife schat de gehele wereldpopulatie tussen de 50 en 250 individuen. Onlangs besloot de organisatie de status te wijzigen van 'endangered' naar 'critically endangered', een veelzeggende mutatie. Wellicht zijn er nog Keizerreigers in Tibet en China. Uit Nepal zijn ze zeker verdwenen. In Bhutan zijn nog 21 exemplaren, die het jaarlijks tot drie nesten brengen. De touroperators die naar dit staatje vogelreizen organiseren bevelen hun reizen aan met de kans op het genieten van deze Keizerreigers!
Van de belangrijkste oorzaken die het voortbestaan bedreigen kijken vogelbeschermers niet op. De Keizerreiger is een vogel van eenzaamheid, van ontoegankelijke gebieden zonder verstoring, met rivieren die zijn voorzien van zand- en kiezelbanken, in een entourage van rondom hoog opgaand en gevarieerd loofbos. Kijk eens rond in Zuidoost-Azië om ervan doordrongen te raken hoe het ook dáár toegaat in dit soort gebieden. Het is dus heel waarschijnlijk dat hetzelfde rijtje narigheden dat de Rozekopeend noodlottig werd, ook de Keizerreiger parten speelt. Trouwens, de verspreidingsgebieden van beide soorten stemmen (stemden) wonderwel overeen.
BirdLife is de mening toegedaan dat de Keizerreiger de meeste kans heeft om het te redden in Noord-Myanmar, in Kachin State dus. Noblesse oblige? Tja, dat zou wel moeten. Maar zoals bekend houdt het bewind zich met andere zaken bezig en ligt China vlakbij!
Gerard Ouweneel
´Voor vogels de wereld rond´
Dit vogelreisverhaal van Gerard Ouweneel over zijn zoektochten naar de Rozekopeend (Pink-headed Duck) in het noorden van Myanmar behoort tot de 30 verhalen in het boek Voor vogels de wereld rond, dat binnenkort zal verschijnen. In het boek vertelt Gerard Ouweneel over zijn ontmoetingen met vogels en mensen en zijn indrukken van landschappen, en over belevenissen met collega-vogelaars tijdens zijn vogelreizen over de hele wereld. De bestemmingen variëren van de gebieden in zijn vroegste jeugd rond Ouweneel´s geboorteplaats Rotterdam tot aan de subantarctische eilanden beneden Nieuw-Zeeland, Nieuw-Caledonië en de Beringstraat. Elwin van der Kolk schilderde de cover, en in het boek zijn foto's opgenomen van Corstiaan Beeke, Koos Dansen, Adriaan Dijksen, Marc Guyt, Gert Huijzers, Kees de Jager, Eric Menkveld, Aaron Russ, Trudie Vellekoop, Janus Verkerk en de auteur zelf.
´Voor vogels de wereld rond´ kost Euro 17,50 als het boek opgehaald wordt bij Gerard Ouweneel in Maasdam. Voor nadere informatie mail Gerard Ouweneel.
Het boek is ook te bestellen door Euro 19,80 (inclusief porto) over te maken op 3543 05 301 tnv van Gerard Ouweneel te Maasdam.
18678 views