Dit is een korte geschiedenis van een plek die ook wel 'het kruispunt van de neotropische ornithologie' wordt genoemd, een naam die verzonnen is door John Fitzpatrick, directeur van het bekende Cornell Lab of Ornithology.
Abra Patricia, Noord-Peru (Gregg Gorton)
Er is geen leukere manier om fondsen te werven voor ornithologiestudenten dan een poging te doen om het Big Day wereldrecord te breken. Het record (zonder gebruik van vliegtuig) is immers al meer dan 30 jaar oud, en werd neergezet door een van LSU's studenten, Ted Parker, samen met een van zijn vrienden Scott Robinson. Parker kwam om het leven in een vliegtuigongeluk elf jaar na het record, en Robinson is een prominent ornitholoog aan de universiteit van Florida.
Het indrukwekkende werk van Parker (en collega's) in Zuid-Amerika heeft als inspiratie gediend voor een hele generatie ornithologen om dit 'vogelmekka' beter te leren kennen. Veel van deze Zuid-Amerikaanse ornithologen zijn opgeleid aan LSU, waar het natuurhistorisch museum is opgericht in 1936 door George Lowery Jr. en deels gefinancierd met de verkoop van lokaal geproduceerde Tabascosaus. John McIlhenny, vogelliefhebber en erfgenaam van het fortuin dat gegenereerd was door de Tabasco Company, steunde het museum met aanzienlijke bedragen. Ned McIlhenny, de oom van Jack, vormde 'Bird Island', een wetland rond de Tabascofabriek op Avery Island in Louisiana die heeft bijgedragen aan de redding van de lokale zilverreigerpopulatie (bedreigd door oogst van pluimen voor mode, 'aigrettes'). Het geslacht McIlhenny is vereeuwigd in de wetenschappelijke naam van de Black-faced Cotinga (Conioptilon mcilhennyi), uit dank voor de steun aan de wetenschap en voor de gratis Tabascosaus voor de veldwerkers van het museum. Babette Odom, een andere geldschieter, is vermeld in de wetenschappelijke naam van de Neblina Metaltail (Metallura odomae). Met de dood van Jack McIlhenny is de geldkraan inmiddels dicht en de stroom Tabascosaus die ooit naar het museum stroomde is opgedroogd, vandaar dat er ditmaal op andere wijze naar steun wordt gezocht.
In oktober 2014 zal een een team van het natuurhistorisch museum van LSU een route in de Andes en Amazone van noord-Peru bezoeken. Ze beginnen daar om middernacht in het nevelwoud van Abra Patricia op 2300 m hoogte en dalen daarna 2000 m af, ondertussen vogelend in verschillende habitats, in de hoop om meer dan 331 soorten te vinden en het oude record te verbreken.
Toen Parker en Robinson in 1982 het wereldrecord behaalden rond het biologisch onderzoeksstation Cocha Cashu in het nationaal park Manu, terwijl ze daar onderzoek deden met een groep van de universiteit van Princeton, deden ze dat in slechts 16.5 uur en binnen een oppervlakte van slechts enkele vierkante kilometers. Het team van LSU zal enkele van Parker's oude geluidsopnames gebruiken om vogels aan te trekken, maar zal verder een totaal verschillende aanpak hebben.
Wat heeft het museum van LSU dat zoveel enthousiasme opwekt bij de jonge ornithologen? In 1960 kwam de student John O'Neill uit Peru terug met een vogel die geen enkele ornitholoog ooit gezien had. Ze noemden de soort Orange-throated Tanager (Wetmorethraupis sterrhopteron), de enige soort in het genus Wetmorethraupis, genaamd naar Alexander Wetmore, een invloedrijk ornitholoog die zijn carriere in Panama is begonnen en later bij het Smithsonian werkte. Toen O'Neill het jaar daarop uit Peru terugkeerde met alweer een nieuwe soort, veranderde Lowery snel de focus van het museum van Midden- naar Zuid-Amerika. En de rest is ornithologische geschiedenis.
In de vijftig jaren erna zetten O'Neill en collega's tientallen expedities naar Peru en Ecuador op, en voegden meer dan 20 soorten aan de officiele wereldlijst toe. Ondertussen steeg het aantal soorten voor Peru door hun toedoen van 1600 naar bijna 1850. De expedities van LSU schreven letterlijk de veldgids voor Peru. 'Birds of Peru' kwam uiteindelijk uit in 2007, samengesteld door Schulenberg, Stotz, Lane, O'Neill en Parker.
Drie LSU-vogels: v.l.n.r. Black-faced Cotinga Conioptilon mcilhennyi, Orange-breasted Tanager Wetmorethraupis sterrhopteron, Scarlet-banded Barbet Capito wallacei.
De successen van LSU zijn ondermeer bekend geworden door het boek van Don Stap genaamd 'A Parrot Without a Name' (1990), dat gaat over de avonturen van O'Neill en Parker in het veld. Hierna begonnen veel geinteresseerden aan een studie ornithologie onder begeleiding van Lowery, Remsen, Zink, Sheldon en Brumfield. Verscheidene afgestudeerden zijn later curators geworden aan de belangrijkste musea in de V.S., inclusief het Smithsonian (Washington D.C.), Field Museum (Chicago), en het American Museum of Natural History (New York). Anderen zijn genetici geworden en herzien regelmatig de taxonomie van neotropische vogels. Nog anderen zijn bekende gidsen geworden voor de grote vogelreisorganisaties, zoals Bret Whitney en Daniel Lane (Field Guides), en Gary Rosenberg (Avian Journeys). Enkelen zijn ook betrokken geweest bij zogenaamde Rapid Inventories, waarbij in relatief korte tijd de biodiversiteit van tropische hotspots wordt bepaald en dat bij vogels een aanzienlijke kennis van zang en roepjes vereist. Tenslotte zijn ook verscheidene Latijns-Amerikaanse studenten afgestudeerd aan LSU en eigen initiatieven begonnen in hun thuislanden. Zo heeft Thomas Valqui het boek 'Where to watch birds in Peru' geschreven en is Alex Aleixo zijn eigen lab begonnen in Belém in Brazilië.
Parker werd in 1974 voor een expeditie gerekruteerd, toen hij pas 21 jaar oud was. Zijn notities uit de jaren '80, die hij samen met O'Neill opstelde, stelden vele vogelaars in staat om hun levenslijsten danig uit te breiden. Parker werkte ook als pionier binnen het vogeltoerisme als gids voor Victor Emanuel Nature Tours. Enkele jaren later werd Bret Whitney aangesteld als wetenschapper aan LSU en werd ook professioneel gids. Zo werden enkelen van onze grootste ornithologen dienstbaar aan de vogelaarswereld.
Ted Parker, 1978 | John O'Neill met Gray-breasted Mountain-toucan (Andigena hypoglauca) |
Enkele van de eerste 'world listers', zoals Stuart Keith en Aileen Lotz, maakten graag gebruik van de kennis van Parker en Whitney. Aangezien er erg weinig veldgidsen waren, betekende een bezoek aan een Latijns-Amerikaans land vaak eerst een bezoek aan een museum zoals LSU, waar tapes werden verkregen, kennis werd uitgewisseld en de vele exemplaren nauwkeurig onderzocht.
De grote trots van het natuurhistorisch museum zit 'm in de enorme verzameling vogels, die tegenwoordig uit meer dan 180.000 exemplaren bestaat, de derde grootste universitair-ornithologische verzameling ter wereld. De verzameling DNA-samples is de grootste ter wereld en voorziet onderzoekers binnen en buiten de V.S. van onderzoeksmateriaal. 'Van' Remsen (met Nederlandse voorouders, vandaar de bijnaam 'Van') heeft sinds de dood van Lowery in 1978 de leiding over het welzijn van de collectie en is tot de dag van vandaag een productief neotropisch ornitholoog.
Maar de collectie bestaat niet alleen uit neotropische vogels. Een nieuw onderzoeksprogramma is gericht op vogels in Zuid-Oost Azie, met name Maleisië en Indonesië. Fred Sheldon, oud-directeur van het museum werkt samen met Rob Moyle, een van zijn oud-studenten, aan een enorme taxonomie van vogels van de Oude Wereld (waardoor menig vogelaar verblijd zal worden door de vele voorgestelde splits). LSU heeft sinds kort ook een nieuwe soort voor de Oude Wereld beschreven, de Cambodian Tailorbird (Orthotomus chaktomuk).
Uit het museum komen ook vele illustraties in veldgidsen voort. John O'Neill, die nu 72 jaar is, is een van de beste vogelillustrators ter wereld. Vele jaren geleden werden hij en H. Douglas Pratt, verkozen om de illustraties in de National Geographic Society gids voor Noord-Amerika te coördineren. Dan Lane is daarnaast een van de hoofdillustrators van de huidige veldgids voor Peru.
Zoals al aangegeven aan het begin van dit schrijven hebben de studenten en wetenschappers van het natuurhistorisch museum van LSU een ambitieuze Big Day gepland voor de aankomende herfst. U kunt nieuws over de Big Day volgen op Birding Online (www.lsubigday.org). Er worden regelmatig updates geplaatst, inclusief links naar de website van het museum van LSU en Twitter/Facebook.
Steun het museum van LSU, waag eens een gokje en schat hoeveel soorten het team gaat vaststellen. Zonder musea en ornithologische verzamelingen geen veldgidsen, geen taxonomie en geen geliefde/gehate lumps/splits!
Voor een lijst met door LSU ontdekte soorten, klik HIER.
Gregg Gorton
(vrij vertaald door Paul van Els)
Het LSU Big Day team: v.l.n.r. Glenn Seeholzer, Dan Lane, Mike Harvey. Ontbrekend: Fernando Angulo.
8110 views
Reacties:
Door: Herman van Oosten, maandag 15 september 2014 09:13 |
Dag Paul, dank voor dit verhaal! Heb je zelf de drie geportretteerde LSU soorten al in Peru? Groet, Herman van Oosten. |
Door: Paul van Els, maandag 15 september 2014 19:39 |
Hoi Herman, hoewel mijn Peru lijst al ruim boven de duizend staat, heb ik alleen Conioptilon gezien. De Wetmorethraupis is momenteel niet gegarandeerd veilig te bezichtigen in Peru, zo heb ik vernomen. |
Gewijzigd op: 2014-09-15 19:40:13 |
Door: Herman van Oosten, maandag 15 september 2014 20:24 |
Ai! In 2006 was i dat wel, en (beide!) barbets in 2013 idem :) Enfin, ik hoop binnen een paar jaar weer terug te gaan -op zoek naar de voorspelde Zimmerius uit de laatste HBW! t Beste, Herman. |
Door: Dušan M. Brinkhuizen, woensdag 17 september 2014 22:58 |
Wetmorethraupis is prima te doen vanaf de weg in Nangaritza vallei (Ecuador) met auto/openbaar vervoer. En geen gevaarlijke indianen in de buurt! Als je de soort perse voor je Peru lijst wilt kun je naar Labyrinto reservaat en dan loop je naar het grensbordje (waarop staat; pas op voor oude landmijnen!), heb ze daar ook gezien. Hele gave tangare. |
Door: Garry Bakker, vrijdag 17 oktober 2014 09:39 |
De heren hebben het voor elkaar gekregen! 354 soorten in 24 uur. Zie http://www.lsubigday.org en hun facebookpagina. |
Gewijzigd op: 2014-10-17 09:39:41 |
Door: Dušan M. Brinkhuizen, vrijdag 17 oktober 2014 17:15 |
Dan heeft me laten weten dat ze echt "terrible" weer hadden. Felle zon tussen 8:00-13:30 dus lage activiteit. Volgens hem zouden ze anders dichterbij de 400 gekomen zijn. Hier in Ecuador heb ik een team en route klaar staan maar ik weet niet wanneer we gaan toeslaan. De aanpak zal iets anders (andersom) zijn; in de ochtend beginnen in Amazone laagland en dan in de loop van de dag omhoog werken in de Andes. |
Door: Lieven De Temmerman, zaterdag 18 oktober 2014 21:27 |
Zo zou ik het ook doen (van laag naar hoog, en ergens halfweg terug of op andere kant eindigen). Doorsnede N-Ecuador (Oost+West?). Veel succes, Dušan! |