Positie van het schip dd 6 juli 20:50 uur Nederlandse tijd
4 juli
Nu we twaalf dagen onderweg zijn en het eerste 'dorp' weer zien na de nederzetting op de Commandeureilanden, bedenk ik me pas dat we al die tijd nauwelijks iets hebben gezien van menselijke aanwezigheid op deze planeet, terwijl we elke dag aan land zijn geweest. We zagen één vliegtuigstreep, één ander (varend) schip en wat al decennia geleden verlaten gebouwtjes en scheepswrakken die ooit een militaire- of visserijfunctie hadden. Ik had die mens en zijn fratsen in zijn algemeenheid eigenlijk nog niet gemist.
Vandaag geen kansloze zoekacties meer op nooit bezochte plekken; de "hoedanookjekrijgteenLepelbektezien"-dag is daar. In de nabijheid van het dorp Meinypil'gyno zijn meerdere nesten die door de taskforce zijn gelokaliseerd en in de gaten gehouden worden, en we gaan een geleide krijgen naar twee nesten. Na wat papiergeneuzel mogen we van de border guards (deze meest noordoostelijke deelrepubliek van Rusland, Chukotka, heeft eigen regels en mannen met grote petten) aan land. Meinypil'gyno blijkt een soort Eskimodorp; mensen met dikke oogleden die de ogen slechts een spleetje licht gunnen, overdag al dronken mannen met gebitten als een Chinees kerkhof en huizen verheven op palen zodat je ook in de ruime helft van het jaar dat er een meter sneeuw ligt, nog je deur open kan doen. Wordt het dan eindelijk lekker weer, bijvoorbeeld wel boven de vijf graden Celsius, dan eisen de muskieten doorlopend een bijdrage van je aan hun levenscyclus. Een nobele bijdrage aan het ecosysteem hier hoor, maar ik vind een dagje genoeg! (en ik moet zeggen; het Russische anti-muskieten goedje werkt prima, maar vooral niet spuiten in een ongeventileerde kamer, anders ga je alsnog kapot). Nee, hier wil je alleen maar dood gevonden worden, of slechts een dagje Lepelbekjes kijken.
Het broedsucces wordt hier sinds 2011 opgekrikt door enkele eieren per nest in een vroeg stadium weg te halen en uit te broeden in een soort broeikas. Die kas staat ook op de toendra om de jongen zoveel mogelijk het 'thuisgevoel' te geven. De broedende Lepelbekjes compenseren de 'verloren gegane' eieren in het nest waardoor er geen negatief effect op het natuurlijke proces zou moeten zijn. Die natuurlijke reproductie is overigens bijzonder laag bij het Lepelbekje; slechts 0.61 jong per nest en daar ga je het, als al op het randje verkerende soort, niet (meer) mee redden. Steltlopers hebben hun ouders niet nodig om de weg naar de overwinteringsgebieden te vinden en het succes van de broeikasbaby-methode heeft zich inmiddels bewezen nu er broeikaskinderen als adult zijn teruggekeerd en zijn gaan broeden. De teruggang lijkt daarmee voor nu te stagneren op ongeveer 100 paar, maar er hoeft natuurlijk maar íets extra negatiefs te gebeuren op de trekroute of overwinteringsgebieden en het is over. De enorme achteruitgang van de Lepelbek is tekenend voor vrijwel alle soorten van de Oost-Aziatische flyway. Nu staat Lepelbek aan de rand van zijn bestaan maar er zullen er vele volgen als de misselijkmakende, massale vogelvangst en biotoopvernietiging in ZO-Azië, en vooral China, geen halt kan worden toegeroepen.
Vanaf het begin maak ik veel uren met Bob en Julian. Niet elke deelnemer is een die-hard vogelaar op deze trip, maar deze gasten zeker wel. Bob, Nieuw Zeelander, is hier vooral ook omdat hij als jochie een postzegel had met een zomerkleed Spoon-billed Sandpiper erop. De kleine Bob wilde dié vogel ooit zelf gaan zien. Hij heeft altijd geweigerd naar Thailand o.i.d. te gaan. Nee, Bob wil ze in zomerkleed op de broedplek, zoals op de postzegel, en anders niet.
We worden op vermeende fysieke capaciteiten in twee groepen gesplitst; ik zit gelukkig bij Bob en we mogen eerst vijf kilometer over de toendra lopen naar het nest. De anderen krijgen een nest op 600 meter van het dorp. Die wandeling blijkt geenszins een straf door het gezelschap van Pacifische Parelduiker, Roodkeelstrandlopers, Aziatische Goud- en Mongoolse Plevieren. Op ons nest zit de man te broeden (zoals gebruikelijk is begreep ik). De vrouw doet 's nachts een uurtje of zes, de man de rest. Er steekt alleen een kopje met een geinig gevormd snaveltje uit een pol toendravegetatie. Op een meter of 30 van het nest houden we halt, maar onze aanwezigheid nodigt hem uit een rondje te lopen en een zangstrofe te geven, alsof wij concurrerende Lepelbekjes zijn. Het is niet warm en gelukkig zit hij weer binnen 20 seconden op de eieren. Hoe vet is dit! Een Lepelbek in z'n eigen territorium die ons effe gedag komt zeggen. We voelen ons meer dan fortuinlijk, mede in de wetenschap dat maar heel weinig mensen dit ooit gezien hebben.
Broedende Lepelbekstrandloper Calidris pygmaeus, Meinypil'gyno, Rusland (Nils van Duivendijk)
Een 'wauw', 'amazing' en 'what the fuck' stijgt op uit de groep (dat laatste schijnt typisch Hollands te zijn en werd tijdens deze trip sowieso veelvuldig gehoord). Bob, geen kleine vent, grijpt me vast alsof ik een teddybeer ben en hij de kleuter die hem drie dagen kwijt was. Nadat ik weer kan ademen zeg ik zo bedenkelijk mogelijk kijkend: "kom je hier nou helemaal voor ...?"
5 juli
Ze beginnen me te vervelen. Eerst zijn ze interessant, leuk en zelfs even spannend, maar nu: alweer een Bruine Beer die onze plannen dwarsboomt. De sandpit voor Meinypil'gyno zit tjokvol met meeuwen en in de branding voor de sandpìt zwemmen Beluga's en Grijze Walvissen. Ondanks ons aandringen vanuit de zodiac (inclusief een potje oud-Hollands schelden en gebaren dattie moet oprotten), heeft bruintje geen zin om te vertrekken. De beloofde 99 van de 100 beren die direct zouden wegrennen als ze mensen zien klopt bij onze trip sowieso voor geen meter; het is eerder 50-50 ... Plan B(eer) betekent een eindje verderop landen, steeds bij elkaar blijven en af en toe over je schouder kijken of de grapjas niet ineens achter je staat; het vogelt niet relaxt.
Het grootste deel van de meeuwen is hier onvolwassen; een soort enorme meeuwen-hangjongerenrondhangplek. Uiteraard weer veel eerste zomer Slaty-backeds, maar vanaf hier nu ook iets dat lijkt op (intergrades met) de meer noordelijke Vegameeuw. Dat is vooral ook duidelijk bij de adulte exemplaren op basis van grijstint natuurlijk, maar ook eerste zomers met sterk Zilvermeeuwachtig getekende tweede generatie dekveren zijn geen goeie Slaty-backeds meer uiteraard. Verder zien we Grote Burgemeesters en duizelingwekkende aantallen (Pacifische) Drieteenmeeuwen.
Het is verder een groot deel van de dag mistig, maar als het even opklaart komen er enorme aantallen Short-tailed Shearwaters los. Een sterk op Grauwe lijkende pijlstormvogel die ongeveer een zelfde tourtje maakt door de Pacific als Grauwe doet door de Atlantische Oceaan. Ze gaan als een malle; in vijftien minuten tel ik er 500 vanaf het dek, doorspekt met de normale gasten als treintjes (Kortbek)zeekoeten, Horned Puffins en de constant en alom aanwezige Pacifische (Noordse) Stormvogels.
De plannenverzieker (Nils van Duivendijk)
6 juli
De deining is te groot om met de zodiacs een laatst geplande landing te kunnen maken bij alweer een volgende lagune. Sommige deelnemers blijven in de bar of gaan een tukkie doen in hun hut; blijkbaar wat verwend geraakt. Maar er is ook vanaf het dek nog veel te zien. Een greep wat Julian en ik eruit peuren: groepjes Koningseiders, Pacifische Eiders, Kleine, Kleinste en Middelste Jagers, 11 Rosse Franjepoten, frontalis Kolganzen en de hier al vaak genoemde twee soorten zee-eenden waar je in Nederland vrienden mee maakt.
De Nosto's zijn hier, verder noordelijk, nu vrijwel volledig van het lichte type (de omgekeerde situatie dus als in de Atlantic). De variatie van deze lichte types blijkt veel groter dan van de donkere (eigenlijk ook het omgekeerde dan bij ons en dat verrast mij wel). Er is slechts een enkeling die echt op een Atlantische Nosto lijkt; de meeste zijn dus behoorlijk anders met een aantal terugkerende kenmerken. Een doorsnee Pacifische moet echt opvallen in Europa; details in staart/bovenstaartdekveren, achterste schouderveren, stuit, hand- en armpentoppen en snavelkleur lijken een combi te maken die ik niet ken van onze Nosto. Daarnaast had ik het geluk drie keer het sneeuwwitte type te zien; een type onbekend bij Atlantische en even de associatie van een juveniele Ivoormeeuw oproepend, inclusief donkere handpentoppen.
Pacifische Noordse Stormvogel Fulmarus glacialis rodgersii, lichte fase. Bijna zwarte staart en toppen van arm- en handpennen, en roodachtige punt aan bovensnavel. Maar er zijn exemplaren minder duidelijk dan deze (Nils van Duivendijk)
Alkensoort 14 (15) van de trip is daar!: (Arctische/Mandt's) Zwarte Zeekoet. Twee eerste zomers laten zich voldoende zien. Hier is determinatie op ondersoort simpel als je zeker weet dat het een Zwarte Zeekoet is en geen Pigeon Guillemot, omdat andere ondersoorten van Zwarte hier niet voorkomen. Met dank aan Martin Garner voor wat info vooraf kan ik de vogels ook daadwerkelijk op kenmerken van Arctische checken. Martin komt in zijn toekomstige boek (Challenge Series, Winter) met een paar nieuwe kenmerken voor alle, dus ook de zomerkleden van dit taxon.
Nils van Duivendijk, voor BirdingBreaks verslaggever vanaf het dek van de Sprit of Enderby langs de kust van Chukotka, 6 juli 2015
3632 views