In het kader van het Jaar van de Klauwieren zullen alle zeldzame klauwieren van de Nederlandse Lijst, maar ook de potentiële 'nieuwe' soorten voor Nederland, worden besproken in een serie artikelen voor de Dutch Birding-website.
Net als de vorige bijdrage, is ook deze meteen actueel, want op 14 mei j.l. vond Frank Roos een prachtige Kleine Klapekster op het Science Park van de Universiteit van Amsterdam, midden in de hoofdstad! Deze vogel trok vele bewonderaars, maar bleek de volgende dag alweer gevlogen.
Kleine Klapekster Lanius minor, Amsterdam, 14 mei 2012 (Laurens Steijn)
Voorkomen en trekgedrag
Het broedgebied van de Kleine Klapekster strekt zich uit van het grensgebied van Spanje en Frankrijk tot in Centraal-Azië, noordelijk tot in Wit-Rusland en naar het zuiden tot in Turkije en Cyprus.
In het westelijk deel van het verspreidingsgebied is de soort dun gezaaid. In Europa liggen de kerngebieden in het oosten, met substantiële populaties bijvoorbeeld in Roemenië (30.000-70.000 broedparen), Turkije en Rusland (beide 10.000-100.000 paren). De soort neemt al decennialang flink af, en de broedverspreiding heeft zich daardoor in zuidelijke en (vooral) oostelijke richtingen teruggetrokken. Zo hebben deze klauwieren o.a. grote delen van Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Tsjechië verlaten.
In de broedgebieden is het een soort van droge en zonnige open landschappen met verspreide struiken, zoals steppes. Ook komen ze wel voor in boomgaarden, zo lang er maar stukken kale, zandachtige grond voor handen zijn. Daar leven de vogels van grote insecten als sprinkhanen, bijen en kevers. Amfibieën, kleine zangvogels en reptielen staan minder vaak op het menu.
Alle populaties van de Kleine Klapekster zijn langeafstandstrekker. De broedgebieden worden vanaf juli (t/m oktober, maar vooral gedurende augustus-september) verlaten en zo'n 8-10 weken later komen ze aan in de wintergebieden, die in het zuiden van Afrika liggen. Hier houden de vogels zich op in savanneachtige terreinen, waarbij hun voorkeur voor zandige bodems ervoor zorgt dat ze de daar eveneens overwinterende Grauwe Klauwieren niet in de weg zitten.
In maart-april begint de terugreis naar de broedkwartieren, waar ze gedurende april-juni aankomen.
Vanwege zijn zeldzaamheid in Nederland worden waarnemingen beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA). Tot en met 2010 zijn er 40 aanvaard, waar de Amsterdamse vogel en een vogel in Zeeland (najaar 2011), nog bijkomen.
Seizoenspatroon en verspreiding in Nederland
In meer dan de helft van de gevallen gaat het bij de waarnemingen van Kleine Klapeksters in Nederland om vogels die gedurende mei-juni werden ontdekt (25 waarnemingen). Net als bij wel meer Zuid-Europese dwaalgasten in die periode, betreft het waarschijnlijk vogels die tijdens de trek vanuit hun wintergebieden 'doorschieten' naar noord(west)elijker streken. Zoals we ook bij de Roodkopklauwier zagen zijn er namelijk relatief vaak adulte (of 2e zomer-) vogels in het spel.
Hoewel de nadruk bij verschijningen van Kleine Klapekster doorgaans op de periode eind mei-begin juni ligt, past de ontdekking van de Amsterdamse vogel dus heel goed in het verwachtingspatroon. De overige gevallen zijn verdeeld over de maanden juli (6), augustus (2), september (2), oktober (6) en één in november, waaruit we af kunnen leiden dat tijdens de najaarstrek ook wel eens Kleine Klapeksters naar onze regionen afdwalen. Opvallend is daarbij dat het ook in het najaar vaak om volwassen vogels gaat (in tegenstelling tot wat men wellicht zou verwachten).
Kleine Klapekster Lanius minor, Koudekerke, 23 oktober 2011 (Co van der Wardt)
De kansen om een Kleine Klapekster te zien in Nederland nemen geleidelijk af (zie verderop), maar een voorjaarswandeling langs de kust (zeker 12 gevallen) of op de Waddeneilanden (16) biedt nog de meeste hoop voor vogelaars die deze soort aan hun zelfontdeklijst willen toevoegen. Verder landinwaarts is de soort een stuk zeldzamer, met wel een opvallende concentratie aan waarnemingen in Flevoland (vijf, vooral in de jaren '80). En voor de mensen die zo'n vogel dan willen bekijken; dat kan het beste op de dag van de ontdekking, want ze blijven niet vaak langer dan een dag hangen.
Kleine Klapekster Lanius minor: locaties aanvaarde gevallen (bron: Dutch Birding Association/Digitale Avifauna in prep)
Zoals verwacht mag worden, worden ook deze klauwieren in ons land meestal in typisch klauwierenbiotoop waargenomen: open gebieden met verspreide struiken, maar ook wel in (kleinschalige) landbouwgebieden.
Bijzonderheden
De eerder genoemde inkrimping van het broedareaal en de achteruitgang van (in ieder geval) de Europese broedpopulaties zijn waarschijnlijk de belangrijkste redenen waarom deze soort tegenwoordig steeds minder vaak in Nederland te bewonderen is.
Na de vondst van het eerste geval in juni 1938 (werden Kleine Klapeksters daarvóór over het hoofd gezien/geschoten?), duurde het tot 1955, '56 en '57 eer respectievelijk de tweede, derde en vierde gevallen feit waren.
In de jaren '60 van de vorige eeuw werden vier gevallen vastgesteld, gevolgd door een opleving in de jaren '70 (met 14 gevallen) en '80 (acht). Maar werden in het laatste decennium van de 20e Eeuw nog zeven 'Kleine Klappen' gezien, deze eeuw zijn dat er nog maar zes (tot het moment van schrijven).
Toch werden bijvoorbeeld in 1998 drie verschillende vogels gezien, dus voorlopig zullen we zo af en toe nog wel van deze prachtige vogels kunnen genieten.
Kleine Klapekster Lanius minor, Texel, 8 juni 2008 (Toy Janssen)
Met vier soorten klauwieren in Nederland tot nu toe, is het nu al een uitstekend Jaar van de Klauwieren. In de loop van de zomer wordt deze serie vervolgd met enkele spannende soorten die ons dit jaar hopelijk nog te wachten staan!
Gert Ottens
23195 views
Reacties:
Door: Vincent van der Spek, maandag 4 juni 2012 16:48 |
Leuke info Gert, ik heb dit stuk en dat van de Roodkopklauwier met plezier gelezen. Wat ik in het jaar van de klauwieren wel nog graag zou willen weten, is waarom alle soorten afnemen. Komt het door het verdwijnen van kleinschalig landschap; de afname van grote insecten in de broed- en/ of wintergebieden; een combinatie van deze zaken; of iets wat ik zelf nu niet bedenk? In de duinstreek nemen grote insecten weer wat toe (mei- en julikever), zijn er (toch nog) voldoende zandige plekken en is er een enorm toegenomen populatie Zandhagedissen. Maar waarom zet de terugkeer naar de duinen van Grauwe Klauwier dan (voorlopig) niet door? Dat soort dingen, daar ben ik benieuwd naar. Groet! Vincent |
Gewijzigd op: 2012-06-04 16:52:16 |
Door: Gert Ottens, maandag 4 juni 2012 18:52 |
Hey Vincent, Bedankt. Er is natuurlijk wel het een en ander te zeggen over de redenen voor de achteruitgang. Voor wat de Grauwe Klauwier betreft, moet het Jaar van... daar meer licht op werpen. Wordt dus vervolgd. T.a.v. de zeldzamere soorten zal ik kijken of ik de bestaande posts kan aanpassen, of anders bij een van de volgende soorten daar dieper op ingaan. Wordt dus ook vervolgd. groetjes, Gert |
Door: Gijsbert van der Bent, donderdag 7 juni 2012 17:25 |
Mooi Gert, je stukjes geven het Jaar van de Klauwieren ook op deze site enige diepte en uiteraard achtergrondinfo. Ik heb eigenlijk nooit begrepen waarom bijvoorbeeld de Grauwe Klauwier nog steeds niet terug is in de duinen bij ons. Nestgelegenheid te over. En waarom zou voedsel een beperking zijn? Die honderden Nachtegalen bij ons in duin (zo'n beetje even zwaar als een Grauwe Klauwier) leven toch ook niet van de wind? Een Roodkopklauwier die bij ons in het voorjaar enkele weken bleef hangen vrat zich helemaal scheel aan de hommels en andere gespuis, en toen moest de massa Grasmusjes nog uitvliegen (zouden ze die ook pakken?). Inkrimping door klimaateffecten (zoals ook bij Kuifleeuwerik en een hele rits soorten die zich oost/zuidwaarts terugtrekken uit Nederland) met nog onbegrepen invloeden lijkt mij aannemelijk. Misschien zouden alle in Afrika overwinterende klauwieren ook wat algemener kunnen zijn in ons land als ze tijdens de trek door de Middellandse-Zeelanden als zeer opvallende vogels niet zo vaak gevangen/geschoten/gekatapuld zouden worden? Overigens denk ik, mede op basis van dagboeken van oude vogelaars, dat de Grauwe Klauwier vroeger echt niet zo algemeen was in de duinen. Bij ons althans. Een paartje/nestvondst was toch altijd een redelijk bijzondere gebeurtenis. |
Gewijzigd op: 2012-06-07 17:27:19 |
Door: Marijn Nijssen, vrijdag 8 juni 2012 16:46 |
Leuke klauwier-stukken Gert, mijn complimenten! Met betrekking tot Grauwe Klauwier in de duinen kan ik wel wat toevoegen aan de discussie. Met Stichting Bargerveen hebben we veel onderzoek gedaan naar dieet en voedselaanbod van deze soort, ook in kustduinen. We hebben zeer aannemelijk gemaakt (ik moet me voorzichtig uitdrukken als wetenschapper ;) ) dat een gebrek aan grote prooidieren waarschijnlijk de reden is geweest voor het verdwijnen van de Grauwe Klauwier in de loop van de vorige eeuw. Hierbij gaat het zowel om de aanwezigheid als om de bereikbaarheid van deze prooien. Grootste boosdoener in de duinen is waarschijnlijk de sterke verruiging en 'verstarring' van de duinen als gevolg van het wegvallen van konijnenbegrazing (myxomatose en VHS), actieve vastlegging van verstuivende plekken en de aanhoudende neerslag van verzurende en vermestende stoffen (zwavel, stikstof). Maar ook 'slechte' zomers met koud en regenachtig weer kunnen dramatisch zijn, omdat dan de geschikte prooien nauwelijks aanwezig of niet actief zijn. Even voor de duidelijkheid: klauwieren zijn 'single-load-feeders' die slechts één prooi tegelijk in hun snavel kunnen nemen. Grote prooien zijn hierdoor essentieel, in tegenstelling tot bij merels, nachtegalen etc. die hun hele snavel ook met kleinere prooien kunnen volproppen voordat ze naar het nest vliegen.... Uit langjarig ringonderzoek in Drenthe blijkt dat jongen met een minder goede conditie in het nest als gevolg van voedselgebrek zeer weinig kans maken om het jaar daarop terug te keren. Afgelopen jaar hadden we veel nestjongen in matige conditie en het lijkt er inderdaad op dat slechts 10% van de jongen nu terugkeert, ten opzichte van 20% in goede jaren. De kustduinen zijn de afgelopen decennia door gericht beheer (meer verstuiving, begrazing) en een toenemende konijnenstand wel aan het 'opknappen', waardoor de kansen voor Grauwe Klauwier weer toenemen. Het lijkt nu (deels) nog een herkolonisatie-probleem: klauwieren zijn zeer plaatstrouw en de grotere populaties liggen ver van de duinen af. Maar het zal mij niets verbazen, gezien de ontwikkelingen van de laatste tien jaar, dat binnen een jaar of vijf tot tien de Grauwe Klauwier weer een schaarse, maar jaarlijkse broedvogel in de kustduinen gaat worden...Misschien via Lauwersmeer en de waddeneilanden?! Nog meer weten? Kijk in ons boek 'De Grauwe Klauwier' (uitgeverij KNNV) of kom naar een van de lezingen in dit 'Jaar van de Klauwieren', bijvoorbeeld op de Dutch Bird Fair in augustus. Een lezing aanvragen voor een (Vogelwerk)groep kan uiteraard ook! De resultaten van dit onderzoeksjaar volgen later op "www.jaarvandeklauwieren.nl" En vergeet niet al die losse waarnemingen/broedparen op kleurringen te controleren en door te geven (kan onder embargo!). Niet voor nest- of ringonderzoek (daar zijn sommigen nog bang voor, maar wij beperken ons tot onze onderzoeksgebieden in Drenthe en Noord-Veluwe) maar wel omdat we in dit 'jaar van...' eindelijk eens een goed beeld willen krijgen waar ze allemaal uithangen en opduiken. Alvast bedankt! Groeten, Marijn |
Door: Gijsbert van der Bent, vrijdag 8 juni 2012 17:00 |
Bedankt Marijn Interessant allemaal. Ik ga dat boek ook maar eens kopen. |
Door: Vincent van der Spek, dinsdag 12 juni 2012 16:23 |
Dag Marijn, Dank je voor je verduidelijking! Mijn vraag kwam juist voort uit de ontwikkelingen die de laatste jaren zijn ingezet door duinbeheerders (naast verstuiving en begrazing ook nog plaggen). Die zijn voor mij zo vanzelfsprekend (vanuit hobby en werk) dat ik dat in mijn vraag vergat te vermelden. Wat ik écht bedoelde was: het habitat is verbeterd en het prooiaanbod is (mede daardoor) verbeterd, dus wat is er nu nog 'mis'?. Je antwoord is zo uitgebreid, dat je zelfs antwoord geeft op de vraag die ik maar half stelde. Vertaal ik het (dus) goed als ik zeg dat jullie het uitblijven van herkolonisatie van de duinen vooralsnog wijten aan het gebrek aan stapstenen en dus niet (meer) aan te weinig beschikbaar habitat en prooien? Groet en nogmaals dank. Vincent |
Gewijzigd op: 2012-06-12 16:30:51 |