Voordat ik ging ringen snapte ik maar weinig van vleugelfoto's met vaak maar marginale of zelfs geen uitleg. Ik probeer hier eenvoudig wat handkenmerken uit te leggen. Daarnaast bespreek ik kort hoe VRS Meijendel bij een vogel gevangen op 11 augustus 2012 tot de determinatie van Struikrietzanger kwam - en daar zitten ook wat hints bij voor veldwaarnemingen.
Er valt nog wel meer over te zeggen dan het onderstaande (zoals structuur, wenkbrauw, pootkleur enz.), maar ik focus hier vooral op de kleur en de vleugels.
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, adult, Meijendel, 11 augustus 2012 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
Bij de vangst waren Maarten Verrips, Rinse van der Vliet, toevallige gast Wouter van Pelt en ik aanwezig.
Expert!
Ik ben met één veldwaarneming in Nederland en één vakantie met enkele tientallen zichtwaarnemingen bepaald geen expert op het gebied van de Struikrietzanger. Omdat ik er als ringer stiekem al jaren op hoop (pap vult de maag, maar met krenten smaakt het lekkerder), heb ik me echter in de determinatie in de hand verdiept.
Mijn kennis heb ik vooral opgedaan aan de hand van twee boeken:
Reed and Bush Warblers van Kennerley & Pearson (2010) is een must voor ringers én veldvogelaars: een geweldige boek met veel (en sterke) tekst, foto's en tekeningen. Daarnaast is er natuurlijk de 'ringersbijbel' Identification guide to European passerines van Lars Svensson (1992), waarvan al sinds mensenheugenis een gereviseerde versie wordt beloofd. Uiteraard is De Nils ook geweldig goed bruikbaar.
Wat zeker helpt is al die Kleine Karekieten (VRS Meijendel vangt er 300-600 per jaar) en Bosrietzangers (20-30 per jaar) die ik sinds 2004 van dichtbij voorbij heb zien komen.
Een misidentificatie van een afwijkende Kleine Karekiet (een dwerg met afwijkende pootkleur) heeft veel aan kennisverbetering bijgedragen. Daarnaast heb ik het onderwerp vaker besproken met andere ringers. In het verleden hebben met name Han Buckx en Arnold Wijker waardevolle tips gegeven.
Leeftijd
In de zomer en het najaar (in elk geval t/m oktober) kun je alle soorten Acro's op leeftijd brengen a.d.v. slijtage: (zeer) gesleten, vaak bleke beesten zijn adult (oude, veel gebruikte veren; zonlicht), de verse beesten zijn jonkies. De sterk gesleten vogel van Meijendel is een adult.
Kleur en tekening - ook voor in het veld
Om te beginnen meteen een goede tip voor de veldvogelaar: het staat gewoon in de ANWB-gids, maar Struikrietzangers zijn écht heel effen, egaal gekleurd. Dat valt veel meer op dan ik ooit dacht. Kijk maar naar de plaatjes op waarneming.nl (en sla daarbij die rare snuiter van de Eemshaven vorig jaar maar over). Er zit nauwelijk tot geen contrast in de tertials; van de duimvleugel heeft in elk geval de buitenvlag dezelfde kleur als de rest van de bovendelen. Dit is een mooi voorbeeld:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, Castricum, 1 oktober 2010 (Arnold Wijker)
Dat was het allereerste wat opviel bij de vogel van Meijendel, waardoor er alarmbellen afgingen. Je ziet dat ook goed terug bij deze vogel in het veld:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, Vlieland, 1 oktober 2011 (Wim van Splunder)
Dus neem bijvoorbeeld de egale duimvleugel en tertials van de vogel van Meijendel:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, adult, Meijendel, 11 augustus 2012 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
De binnenvlag van de duimvleugel is ietsje donkerder, maar dat is niet te vergelijken met de gemiddelde Kleine Karekiet of Bosrietzanger.
Vergelijk dat eens met deze, ter vergelijking eveneens adulte, Bosrietzanger
Bosrietzanger Acrocephalus palustris, adult, Meijendel, juli 2011 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
Het contrast is daarin vele malen groter. Dit geldt ook voor jonge beesten (en dus ook voor Kleine Karekieten).
Jonge Kleine Karekieten zijn veel warmer gekleurd, adulte weliswaar minder, maar de meeste toch meer dan adulte Struikrieten. Struikriet is kouder, met een wittere onderzijde en niet met van die buffy flanken. Bosriet is wat groener (zie nogmaals de bovenstaande foto), Struikriet wat grijzer.
Vleugel
Goed, dan nu de vleugel met de handkenmerken. Dit is een vleugel van een eerstejaars Kleine Karekiet. Uitleg over het streepje staat onder de foto:
Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus, eerstejaars, Meijendel, september 2010 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
De buitenste handpen (p1: ik tel van buiten naar binnen) is bij zangvogels heel klein, ongeveer zo klein als de handpendekveren. Die is op deze foto niet zichtbaar.
Nu wordt het, als je er niets van weet, misschien wat technisch - maar als je goed kijkt is het heel eenvoudig. Ik kan het zelfs. Het rode streepje wijst een versmalling op de buitenvlag van P3 aan. Die buitenvlag wordt dus, van boven naar beneden bekeken, smaller. Je ziet dat op P4 en P5 niet.
Daarnaast ook aandacht voor P2. Die is lang, qua lengte tussen P3 en P4 in (en vaak even lang als P3). Dat is op deze foto niet (goed) te zien: daarvoor moet je de handpennen over elkaar schuiven.
Zo ziet een "klassieke" vleugel van een Kleine Karekiet er dus uit. Voor Bosriet geldt m.b.t. de versmallingen hetzelfde.
Nu de Struikriet van Meijendel:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, adult, Meijendel, 11 augustus 2012 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
Die heeft niet alleen een versmalling op P3, maar ook op P4 en, minder sterk maar wel aanwezig, op P5. Dat zijn harde kenmerken voor Struikriet (en Veldriet; maar die laat ik nu even voor wat het is: al heb ik daar ook wel foto's van ...)
Kleine Karekiet heeft soms een heel flauwe versmalling op P4, maar nooit zoals hier: deze buitenvlag wordt ruim tweemaal zo breed!
Je ziet dat P2 korter is dan P3 en P4 (vergelijk met die Kleine Karekiet). Moeilijk te zien op deze foto, maar in de hand konden we door de pennen over elkaar te schuiven vaststellen dat P2 qua lengte tussen P6 en P7 inviel: een hard kenmerk.
PS: je ziet hier ook mooi de slijtage aan de hanpentoppen van een adulte vogel)
Handpenprojectie
Dit kan met behulp van redelijke foto's ook in het veld gebruikt worden: zolang de vleugel maar van de zijkant zichtbaar is. In het veld telden we met een pen zes voorbij de tertials uitstekende, zichtbare handpentoppen, maar op sommige foto's lijken er toch zeven zichtbaar. De vogel laat de vleugel wel iets hangen, dus dat maakt het wat lastig te zien:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, adult, Meijendel, 11 augustus 2012 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
Struikriet heeft 6-7 zichtbare handpentoppen, Bosriet en Kleine Kar 7-8.
De witte lijn geeft aan waar de tertials over de handpennen vallen. De rode lijnen markeren de uitstekende handpennen. Zeg het maar: steekt 7 nu wel of niet voorbij de tertials? Zeven mag sowieso, maar zes is extra prettig: dan vallen Bosriet en Kleine Kar af.
Dan de lengte van de projectie. Het gaat niet alleen om hoeveel pennen er zichtbaar zijn, maar ook (vooral) wat de lengte is van de tertials ten opzichte van de handpennen die daar voorbij steken.
Dus:
Struikrietzanger Acrocephalus dumetorum, adult, Meijendel, 11 augustus 2012 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
Je ziet hier dat de tertials veel langer zijn dan de zichtbare handpennen. Bij deze vogel is dat gemeten. Je kunt dan de projectie in procenten uitdrukken: ca. 12mm : ca. 17mm= 70% (ik zeg circa omdat dit een stuk lastiger meten is dan een vleugel of snavel; omdat ik dit nooit meet vertrouw ik mijn eigen meting in het veld niet: wat wel duidelijk is, is dat de tertials duidelijk langer waren). Als ik de projectie op deze foto nameet (wat niet volledig betrouwbaar is vanwege de hoek waarin de foto genomen is), kom ik zelfs op minder uit (ca. 55 %). Leerpuntje: meer oefenen met het meten van tertials en uitstekende handpennen!
De handpenprojectie bij Struiktrietzanger is in principe 50-70% (dus binnen de marge van zowel de foto als onze meting). Bij Kleine Karekiet is dat 70-80%, bij Bosrietzanger doorgaans 90 (tot soms 100)%. Dat laatste betekent dat de tertials en de daar voorbij stekende handpennen ongeveer even lang zijn. Dat toont deze foto redelijk goed aan:
Bosrietzanger Acrocephalus palustris, adult, Meijendel, juli 2011 (Vincent van der Spek/VRS Meijendel)
De tertials lijken ietsje langer dan de uitstekende handpennen op deze foto, maar de vogel zit wat schuin van ons af. Wel is duidelijk dat dit geenszins in de buurt komt van de projectie van de Struikrietzanger van 11 augustus: bij lange na geen 55-70%. Als ik de foto meet, kom ik op ca. 90%. Dat is (dus) geen betrouwbare methode, maar wel zeer indicatief. Kortom: deze foto's zijn geen exacte wetenschap, maar de strekking is nu wel duidelijk. Het gaat niet alleen om het aantal zichtbare handpentoppen, maar ook om de verhouding. De foto's maken in elk geval duidelijk dat de projectie bij Bosrietzanger lang is en bij de Struikrietzanger kort.
Maten
Wat handig is om te weten: Struikrietzanger is klein, Bosrietzanger groot en Kleine Karekiet zit daar tussenin. Er is natuurlijk (deels) overlap, maar grootte valt bij het loshalen uit het net direct al op.
De vleugel van deze vogel was aan beide kanten 60 mm (links eenmaal, rechts tweemaal gemeten). Svensson geeft als vleugelmaten voor Struikrietzanger 58-65 mm, Kennerley & Pearson geven 59-66mm. Voor Bosrietzanger is dat 67-74 mm (Svensson) en 64-73 mm (Kennerley & Pearson). Zelf heb ik nog nooit een Bosrietzanger kleiner dan 66 mm gezien.
Kleine Karekieten met een vleugelmaat kleiner dan 63 mm zijn schaars, maar komen voor. Svensson geeft 62-72 mm aan als maximale vleugelmaten, Kennerley & Pearson 60-74 en de spreiding in Castricum (Keijl & Levering, 2008) is 59-74 mm. Zelf ving ik er ooit van 60 mm. Door een afwijkende pootkleur (geheel licht) en een (hele) lichte versmalling op P4 liet ik me op dat moment even foppen en dacht ik dat het een Struikriet was, maar de vogel werd binnen een paar uur (om een keur van redenen) ontmaskerd als Kleine Karekiet.
Maar nogmaals: zo klein is niet normaal voor een Kleine Karekiet en wel normaal voor Struikrietzanger (en Veldrietzanger...). De meeste Kleine Karekieten zijn tussen de 63 en 69 mm, met af en toe een afwijking naar boven en beneden.
De vogel woog 10,5 gram. Ik vond het opvallend dat er geen (trek)vet aanwezig was en dat het beest een dichtgroeiende broedvlek had. De vogel heeft dus zeker gebroed in 2012. Het vormt geen enkel bewijs, maar het ontbreken van vet maakt het verleidelijk om te speculeren dat het beest niet van ver is komen aanvliegen.
Tot slot
Aanvullingen of verbeteringen op het bovenstaande zijn van harte welkom.
Mijn dank gaat uit naar Rinse van der Vliet voor wat suggesties voor dit stukje en naar diverse ringers in Meijendel, Bloemendaal, Amsterdamse Waterleidingduinen en Castricum voor alle tips 'n tricks die we de laatste jaren in ons mailgroepje hebben uitgewisseld.
Zo, hup, en dan nu met je camera naar buiten en zoeken in de Tuintjes, op de Maasvlakte of bij Ouddorp!
Vincent van der Spek
25104 views
Reacties:
Door: peter de knijff, maandag 13 augustus 2012 20:36 |
Helder zo, Vincent. |
Door: Wietze Janse, maandag 13 augustus 2012 20:51 |
Mooi en duidelijk stuk geworden, bedankt! |
Door: Steven Wytema, maandag 13 augustus 2012 20:52 |
Gaaf stukje Vincent, leerzaam en erg uitgebreid! Maarree ... De Svensson is onlangs opnieuw uitgegeven; volgens mij idd niet gereviseerd, maar is dat heel erg nodig dan? |
Door: Rob Halff, maandag 13 augustus 2012 20:53 |
Fraai stukje naslagwerk! Hier kunnen we wat mee. Thanks. |
Door: Christian Brinkman, maandag 13 augustus 2012 21:53 |
Over de 'bijbel' van Svensson; Momenteel is Lars (samen met Hadoram Shirihai) bezig met het monumentale ''Handbook of Western Palearctic Birds'', dit gaat zeker nog wel een aantal jaar duren voordat dit volledig af is. Nadat deze boekwerken gepubliceerd zijn gaat hij weer werken aan een nieuwe 'bijbel' maar hij geeft zelf al aan dat het waarschijnlijk niet voor zijn dood (de beste man is 71) gepubliceerd zal worden... |
Door: Pieter van Veelen, maandag 13 augustus 2012 22:05 |
Ik weet niet of iedereen onderstaande foto van Quentin Dupriez kan zien van hun Blyth's, maar daar is (ondanks de slijtage) toch echt géén versmalling van P4 en P5 te zien??? en zijn en profile foto (link 2) toont ondanks een behoorlijk uitgevouwen vleugel vrij lange hpp. Tevens een donkere alula... of toch binnen de variatie? De lengte van P2 klopt wel, toch? Ik wil even duidelijk vermelden dat Struikriet nog een lifer voor me zou zijn = 0 ervaring. Maar op basis van Vincent's leuke verhaal snap ik niet geheel waarom deze Franse vogel een Blyth's zou zijn... https://www.facebook.com/photo.php?fbid=4192863373582&set=a.1068395423836.2011961.1044574358&type=1&theater https://www.facebook.com/photo.php?fbid=4192862253554&set=a.1068395423836.2011961.1044574358&type=1&permPage=1 |
Door: Garry Bakker, maandag 13 augustus 2012 22:24 |
foto 1 Franse vogel foto 2 Franse vogel |
Gewijzigd op: 2012-08-13 22:25:42 |
Door: Han Buckx, maandag 13 augustus 2012 23:43 |
Vincent, complimenten, helder stuk en zelfs voor niet-ringers simpel te begrijpen lijkt me ! Pieter, scherp, lijkt me inderdaad geen Struikriet. Ik zie verder geen biometriegegevens maar ahv deze 2 fotootjes zou ik hier een Kleine Kar van maken. Versmalling P4 ontbreekt (onvoldoende) en P2 lijkt toch wel erg dicht bij P5 te komen alhoewel dat, zoals Vincent beschrijft, het beste in de hand is te controleren. Svensson geeft aan dat P2 in uitzonderlijke gevallen zelfs tussen P5 en P6 kan vallen bij een Kleine Kar. |
Door: Justin Jansen, dinsdag 14 augustus 2012 07:26 |
Opmerking is wel dat Svensson, bij zijn museumwerk in de laadjes enkele Acrocephalus orinus (o.a. in Tring) welke toen nog gewoon in die laadjes Struikrietzangers lagen, heeft meegemeten. Vraag me af hoe hij uiteindelijk hiermee is omgegaan? |
Door: Max Berlijn, dinsdag 14 augustus 2012 08:08 |
Top stuk Vincent zeker voor een ouwe jizz Vogelaar als ik. Kan je nog iets zeggen over het geluid, maakte hij dat? Ik begreep dat de Vlie vogel van vorig jaar daarop gevonden is?? |
Door: Kasper Hendriks - admin sound gallery, dinsdag 14 augustus 2012 08:31 |
Complimenten Vincent! Goed stukje! En Rinse nogmaals dank voor de sms; ik had er graag bij geweest! Komende zaterdag op herhaling? Bedankt! Gr Kasper |
Door: Diederik Kok, dinsdag 14 augustus 2012 10:17 |
Erg interessant zo die uitwisseling van ringbaan naar veld! En een gave vangst natuurlijk. Wat betreft de methode van het opmeten van de handpenprojectie: het valt me in het algemeen op dat (op foto's) dit op twee enigszins verschillende manieren gedaan wordt. De eerste is door de meetlijnen (waartussen je de afstand op meet) verticaal op de foto te plaatsen. Zoals hierboven geillustreerd is. De andere manier is door de meetlijnen loodrecht op de vleugel te plaatsen. Ik doe dat zelf op de laatste manier. Ik denk dat je dan iets andere waardes kunt krijgen doordat de mate waarin de vleugel schuin hangt minder invloed heeft op de meting. |
Gewijzigd op: 2012-08-14 10:19:17 |
Door: Rinse van der Vliet, dinsdag 14 augustus 2012 10:54 |
Bij het opmeten in de hand is wel loodrecht op de vleugel gemeten. |
Door: Vincent van der Spek, dinsdag 14 augustus 2012 21:12 |
Wat een leuke reacties hier en via de mail, bedankt! Ik zou het graag vaker doen - niet in de laatste plaats omdat dat betekent dat we dan iets zeldzaams hebben gevangen ;-) Maar om met mijn collega Maarten te spreken, die me mede de kneepjes van het vak heeft bijgebracht: de pest met dwaalgasten is dat ze zo zeldzaam zijn. @ Max, m.b.t. geluid: slechts eenmaal gaf de vogel een kick, verder was het beest stil. Dat is echter van beperkte waarde, omdat vogels in de hand alarmroepjes geven (geef ze eens ongelijk). In de hand maken beesten geluiden die je in het veld niet hoort. Het leek dan ook (helaas) niet op de beschreven tsjek-geluiden van Struikriet. Overigens bleren Kleine Karren meestal de boel bij elkaar. Bosriet doet dat veel minder, is onze indruk (maar dat is verder niet op z'n Bijlsma's gemeten) |
Gewijzigd op: 2012-08-14 21:14:29 |
Door: ton eggenhuizen, woensdag 15 augustus 2012 11:36 |
wat ik ook wel op vind vallen bij de wassenaarvogel is het samenvallen van beide versmallingen met de tetials (die op P4 met de tertialtoppen, en die op P3 met het midden van teritials). De (enige) versmalling bij bosrietzanger valt halverwege de handpenprojectie en van een kleine kar net aan bij tertialtoppen. |
Door: Jaap van den Andel, woensdag 15 augustus 2012 16:57 |
Waarom duidt het ontbreken van vet er juist niet op dat de vogel wél van ver is komen aanvliegen (en daarbij zijn vet verbrand heeft)? |
Door: ton eggenhuizen, donderdag 16 augustus 2012 09:19 |
vaak/meestal is wel te zien dat de vogel trekvet heeft opgebruikt. De vogel is mager, diep furculum, soms magere borstspieren en toch lijkt het dat er (geel) trekvet zit. Dit is mogelijk een heel dun restantlaagje van de dikke pakketten die de vogels voorafgaand aan de trek kunnen aanleggen. Let wel, dit zijn aannames. Enerzijds denk ik dus dat dergelijke vogels het vet hebben opgebruikt, maar ik weet niet of je dit altijd ziet bij "leeggevlogen" vogels. Ook is het maar de vraag hoever vogels kunnen vliegen zonder het zichtbare trekvet, cq wat de actieradius is met de standaard dagelijke brandstoftank van deze vogeltjes. In mijn optiek zegt de aan- of afwezigheid dus nog niet eens zo heel erg veel, als we deze vragen nog niet kunnen beantwoorden. |
Gewijzigd op: 2012-08-16 09:21:50 |
Door: Hans Groot, donderdag 16 augustus 2012 22:23 |
Inderdaad erg leuk en informatief stukje, Vincent. Roept mooie herinneringen op aan mijn vondst op Vlieland vorig jaar. Max, deze ontdekte ik op zicht, niet op roepje, maar vanwege het roepje dacht Wim van Splunder wel gelijk aan Struikriet. Bij mij zelf gingen de alarmbellen slaan toen ik de effen, bleke vogel zag, precies zoals Vincent het beschrijft. |
Door: guus van duin, maandag 20 augustus 2012 00:39 |
doe mij elke dag zo'n artikel over lastige groepen/soorten (heinei ..?) ..! in een grijs verleden hadden wij een veldwaarneming op de Vijfhoek bij Diemen. geluid opgenomen en dia gemaakt (toe digitaal nog niet bestond ...). misschien moet ik dat beeld en geluid weer eens ergens uit het archief opduikelen ... een vangpoging met Kees Breek leverde destijds niets op. een controle van het geluid door Magnus indertijd evenmin, maar dat kwam waarschijnlijk vooral door gebrek aan ervaring ... G. |
Door: Joost Mertens, zondag 2 september 2012 21:33 |
Waarschijnlijk wat laattijdig, (zat de voorbije weken oa. Struikrietzangers te ringen in Georgië) maar toch misschien interressante informatie. Struikrietzangers lijken bij het uithalen uit het net zeker niet altijd(!) kleiner dan Karekieten en/of Bosrietzangers. De voorbije weken passeerden enkele 1000en Bosrieten en evenveel Kleine Karekieten de revue (zie trektellen.nl/andere landen/Georgië/Chorokhi-delta). Wij vingen verschillende Struikrietzangers met vleugels tot 66mm en verschillende Bosrietzangers met vleugels tot 64mm... De vleugelformule, primarieprojectie, versmallingen op p3, p4 en (vaak maar zeker niet altijd!) p5 maken de determinatie uiteraard af. Maar wat valt er nu wel op bij het eerst hanteren van een Struikrietzanger? De egale tertials kloppen zeker maar vaak valt eerst de pootkleur op (vaak enigszins herinnerend aan de pootkleur van tuinfluiters), de korte p2, de massieve snavel in verhouding tot de kop, en een iets groenige zweem, vooral dan op de kruin. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat mensen die vaak Acrocephalussen hanteren en ook de tijd nemen om de variatie Bosrietzanger-Kleine Karekiet onder de knie te houden, er zo een struikrietzanger uithalen! Groeten, Joost Mertens |