In zijn boek 'Voor Vogels de wereld rond' beschrijft Gerard Ouweneel de (ornithologische) belevenissen tijdens het eerste deel van een rondreis door Noordoost-Siberië, die plaatsvond in juli 1993. Het bewuste hoofdstuk eindigt in Anadyr, na een vaartocht van zes dagen op en neer door de Beringstraat. Op 21 juli vangt het tweede deel van de reis aan, met als belangrijkste bestemming de delta van de Kolymarivier.
Ondanks de fijne vogelsoorten in en rond Anadyr gooit het met zijn rondom in rommel staande grauwe flats als woonplaats geen hoge ogen, ook niet bij fraai weer. De bij de kleine ramen naar buiten stekende rekken, waaraan forse vissen hingen te drogen naar het stadium stokvis, leukten de gevels geenszins op, maar de vliegen rond die vissenlijken maakten Anadyr wel leuk voor Huiszwaluwen. De in de poelen tussen de flats baltsende en alarmerende Temmincks Strandlopers en Bosruiters gaven het begrip 'tuinsoorten' een nieuwe dimensie.
Bosruiter Tringa glareola op vliegveld van Cherskiy, Rusland (Adriaan Dijksen)
Van de anderhalf uur durende vlucht naar Cherskiy hadden we ons veel voorgesteld. Immers, de route zou voeren langs de kust van de Oost-Siberische Zee, een traject dat de verbeelding op hol had doen slaan. Het werd een anticlimax. De Antonov 74 is een vrachtvliegtuig, zodat de fabrikant/ontwerper ramen wegliet. Het enige patrijspoortachtige raam was voorzien van een bolvormig glas, dat het schouwspel buiten lachspiegeleffecten gaf. Pas tijdens de landing slaagde ik erin tussen de samengeklonterde hoofden van collega's een plek te veroveren voor die vensterkoepel.
Het tafereel buiten beurde niet op. Op het vliegveld van Cherskiy stonden of lagen vliegtuigen van allerlei typen en in diverse stadia van onttakeling, wat deed vermoeden dat andere toestellen (zoals bijvoorbeeld onze Antonov 74...) met gestripte onderdelen in de lucht werden gehouden. Met een temperatuur van circa 25 graden was het on-Siberisch warm. Onderdak bood het Aeroflot-hotel, waar wij vaststelden dat het Siberië-adagium 'facilities need some attention' ook hier gold.
De aankomst op het vliegveld van Cherskiy bood een weinig opbeurend schouwspel (Adriaan Dijksen)
De bus- annex wandelexcursie van een paar uur de taiga in was lucratief. We registreerden regelmatig zingende Noordse Boszangers, Dwerggorzen, twee Bosgorzen en voorts Siberische Boompiepers en Roodkeelpiepers. De Gele Kwikken hier moesten tschutschensis zijn; een vorm die na enige discussie groen licht kreeg. Twee Bruine Lijsters en een Bergheggenmus stemden tevreden, maar met de begeerde Bruinkopmees wilde het nog niet. Terug in Cherskiy stoof een Smelleken voorbij.
's Avonds bij het bijwerken van het logboek bleek dat BirdQuest nagelaten had in haar checklist de Klapekster op te voeren. Dat werd dus een write-in, een bijschrijver, altijd goed voor een kleine triomf. Tijdens de avondmaaltijd maakten we ook kennis met onze tolk, de gids en de kokkin en haar assistente. Deze zouden ons vergezellen naar het taigakamp langs de Omolonrivier en de Kolymadelta. De gestalte van de kokkin Tanja deed vermoeden dat ze in staat was omvangrijke calorierijke maaltijden klaar te maken. Die verwachting bleek juist.
Omolon
De volgende ochtend was het een hele klus om 18 passagiers en een berg proviand aan boord van een MIL-helikopter te schoenlepelen. Wellicht had het vliegtuigknekelhuis op het platform geïnspireerd tot vooroordelen, want menigeen viel het mee dat de heli erin slaagde zich van de grond te verheffen. De vlucht naar een 180 kilometer ver gelegen taigakamp langs de Omolonrivier vergde een uur. Na onze kokkinnen en het proviand te hebben uitgeladen, ging het voor Grote Kanoeten direct door naar een heuvelgebied vijftig kilometer verder. Met nu meer ruimte in de MIL konden we ons naar de patrijspoorten draaien, een manoeuvre die eerst een Bruine Beer en even later een Eland beneden opleverde. De piloot zette zijn heli vaardig op een helling, waar het scheef staande toestel prompt een gewild fotomodel werd. Later, bij landingen in de toendra, zouden we van de piloten nog sterkere staaltjes van nonchalance meemaken; manoeuvres die Nederlandse luchtvaartautoriteiten stellig tot hoog in de gordijnen zouden jagen.
Een met kooksters, leeftocht, brandstofvaten, gidsen en vogelaars volgestouwde heli bracht het gezelschap naar het kamp langs de Omolonrivier (Adriaan Dijksen)
Maar geen Grote Kanoeten. Kennelijk hadden ze het broedseizoen al achter de rug en waren ze foetsie. De groep viel uit elkaar, een fenomeen dat zich later opnieuw zou voordoen en dat toerleider Simon Harrap in een zodanige stemming bracht dat op het laatst hijzelf soms onvindbaar was. Dat leidde weer tot andere problemen en verwijten, temeer omdat enkelen daardoor fijne soorten misliepen. In het BirdQuest-hoofdkwartier geldt sinds die juli 1993 het adagium dat op reizen met een groep 'Dutchies', het voor de toerleider een onbegonnen zaak is die lieden bij elkaar te houden. Met ervaring als zowel deelnemer als reisleider kan ik tegen deze opvatting weinig inbrengen. Toen ieder na zijn individuele zwerftocht terug was bij de scheef staande MIL, bleken allen Alpensneeuwhoenders te hebben gezien. Verder meldingen van Pacifische Waterpiepers, Tapuiten en een cirkelende Steenarend. Eensgezinde roem was er voor het weergaloze landschap met de onbegrensde gezichtseinder, waarin heuvels, vlakten, bossen en meren domineerden.
Uitladen heli bij het Omolonkamp (Gerard Ouweneel)
Het Omolon-tentenkamp was simpel: een blokhut met eromheen acht tenten. Met zelfs luchtbedden viel het tentinterieur niet tegen. Wat wel tegenviel waren de alle verbeelding tartende aantallen muggen, die de meegenomen Nederlandse huis tuin en keuken middeltjes om ze van het lijf te houden als lachertjes beschouwden. Voor mijn uit Zweden afkomstige Djungelolja hadden ze meer ontzag. Een Russisch paardenmiddel was afdoende genoeg om in ieder geval de tenten snel muggenvrij te krijgen. Later toonden de kampfoto's vaak personen die bezig zijn met antimuggen smeerseltjes. Omdat door de hoge temperatuur het spul snel uitzweette werden de insmeersessies gewoontehandelingen.
Rond en in het kamp was veel aan vogels te beleven. Iedereen kon zijn hart ophalen aan de huis-Drieteenspecht, bijna handtamme Taigagaaien en zingende Bladkoningen en Noordse Boszangers. De eerder gemiste Bruinkopmezen meldden zich royaal. Hidde Bult en ik determineerden een laag en dichtbij over de rivier voortijlende eend als Siberische Taling. Langs die rivier alarmeerden Bontbekplevieren en liep een Terek. Achter het kamp begon een wijde vlakte. Dat daar vroeg in de ochtend in de top van een apart staande den een Sperweruil rustte, paste helemaal in ons verwachtingsbeeld van de Siberische avifauna; de boven die vlakte rondschuimende Velduilen trouwens ook.
Tevergeefs waren we een poos bezig met het uitkammen van een bosperceel waarin enkelen een schim van een uil hadden zien verdwijnen, een grote! Lang werd erover geredekaveld of het een Oehoe of Laplanduil kon zijn geweest. Er was meer. We zagen Wilde Zwanen en een Stekelstaartsnip. Op de laatste ochtend zong er een Kleine Vliegenvanger. Twee soorten die in feite alleen in Omolon haalbaar waren stonden bij ieder hoog op de wensenlijstjes: Pallas' Rietgors en Petsjorapieper. Ze lukten beide op de 24e, van de Pallas' Rietgors zelfs twee exemplaren. Met de enigmatische Petsjorapieper waren wij waarschijnlijk wel het meest in onze hyperknollentuin, zodat het 's avonds in de muggenvrije maar saunahete blokhut tot een wodkafeestje kwam. De mededeling van Sakir de kampbeheerder dat tien tijdzones westwaarts Boris Jeltsin met onmiddellijke ingang alle roebelbankbiljetten van vóór 1993, dus ook de onze, ongeldig had verklaard hield op dat moment niemand bezig.
Kleine Regenwulpen
Rond 1990 werd bekend dat de Kleine Regenwulp wellicht oostelijker in Noord-Siberië kon broeden dan de verspreidingskaartjes in Flint c.s respectievelijk Hayman aangaven. Een hoger gelegen terreindeel langs de Omolon, een eindje stroomopwaarts van het kamp, was een mogelijke broedlocatie. Begerig om deze graalsoort te zien werd een volle dag uitgetrokken om dit plateau te onderzoeken. Om het hele gezelschap aan de voet van de steile helling naar het bewuste plateau te brengen waren een paar boottrips waren nodig. Eenmaal compleet begon de lange beklimming, een klauterpartij waaraan ik niet met plezier terugdenk, ondanks het nest met twee op uitvliegen staande jonge Steenarenden halverwege. Van de oude vogels was de gehele dag geen veer te bespeuren.
Nest met bijna vliegvlugge Steenarenden Aquila chrysaetos halverwege helling langs Omolonrivier (Adriaan Dijksen)
Omdat het de hele nacht had geregend was alles drijfnat. Bovendien bleken kaplaarzen niet het geschiktste schoeisel voor de bestijging (BirdQuest had in haar Tour Information bezworen dat Siberië zonder 'wellingtons' ondenkbaar zou zijn; waarin ze wel gelijk hadden). Eenmaal boven instrueerde Simon de groep zich op te splitsen, zodat een zo groot mogelijk plateaudeel kon worden uitgeplozen. Die keuze leidde ertoe dat het gezelschap uiteenviel. Omdat we berensporen vonden en de eerder uit helikopters geziene exemplaren een omvang hadden die hun Europese soortgenoten tot knuffelgrootte reduceerden verliep het plateauonderzoek niet ontspannen. Bovendien begon het te regenen, steeds harder, zodat er een moment kwam dat de regen dichter werd dan de muggenwolken.
Laura Kooistra, Jacques de Raad en Gerard Ouweneel tobbend met hun antimuggenmaskers bij de Omolonrivier (Adriaan Dijksen)
Het samengaan van zweet, regenwater en de opgebrachte antimuggen-smeerseltjes produceerde een onaangenaam geurend en aanvoelend chemisch mengsel dat ik niet aanbeveel. Net toen ons groepje voor de zoveelste maal begon aan de aan-en-uit exercitie van regenpakken en muggennetten en ik me begon af te vragen wat ik hier eigenlijk liep te doen, klonken van verre alarmkreten van gids Stanislav. De stormloop diens kant uit verliep struikelend en half vallend door dichte, drijfnatte struwelen. Maar het was de moeite waard. In totaal elf Kleine Regenwulpen, adulte vogels en juvenielen!
Kleine Regenwulp Numenius minutus op plateau langs Omolonrivier (Adriaan Dijksen)
De vogels waren beweeglijk en luidruchtig, met in het repertoire ook een kievitachtige roep. Kennelijk op tilt geraakt door onze aanwezigheid landden ze roepend op dunne twijgen, tot groot genoegen van de fotografen. Ons gekwelde gezelschap gaf zich over aan een diep tevreden stemming. Een even later doorkomend zonnetje zette de vreugde verdere luister bij. Als met een toverstaf kreeg het plateau en het wijde landschap rondom een andere sfeer. Het meanderende riviersysteem beneden en de rondom in de namiddagzon oplichtende ruimte van heuvels, bossen en vlakten kwamen voor altijd op het netvlies te staan. Wanneer de verstikkingen van de Randstad me teveel worden kan ik het beeld naar wens naar voren halen. Dat gebeurt vaak, soms wel een paar maal per dag. Pas in 2007 zou weer een Kleine Regenwulp mijn pad kruisen.
Op een volgende Omolondag werd ons duidelijk dat aan individualisme een prijskaartje hangt. Toen wij weer alleen of in groepjes rond het kamp op sjouw waren belandden enkelen op een eiland. Daar zagen ze een Lynx, die op korte afstand soeverein op drijfhout rustte. Zonder zich te haasten kuierde het dier de vegetatie in. Voor degenen die dit buitenkansje mistten was het slikken.
In de namiddag van 25 juli kwam de MIL ons ophalen. Een stop onderweg voor een zoektocht naar een Laplanduil had geen resultaat (wel ver weg een Zeearend). Sytske Dijksen vond een verweerd eind mammoettand. Toen Stanislav de deur opende van een van de huisjes, die met een paar andere de op dat moment verlaten nederzetting Lakiyaskaya vormde, lagen daarin meer mammoettanden. Enkelen van ons hielden een fotosessie van de wolken muggen die ons omringden en bedekten.
Kolymadelta
Voor de helivlucht naar Chukochya in de delta van de Kolymarivier stonden we op 26 juli 's ochtends opnieuw op Cherskiy-airport. Ondanks Magadan, de Zee van Okhotsk, Anadyr, de tocht op en neer door de Beringstraat en Omolon was bij de voorbereidingen deze delta steeds als de meest aansprekende bestemming uit de bus gekomen. Met de iconische Ross' Meeuw als nummer één op de wensenlijstjes, direct gevolgd door de Siberische Witte Kraanvogel. Anno 2012 weet deze zich alleen nog in deze uithoek van de aarde te handhaven.
De pelsjagers- en vissersnederzetting Chukochya ligt op 70.05 N - 159.47 O aan de mond van een gelijknamige rivier, die deel uitmaakt van de wijde Kolymamonding, een gebied van bijna 20 miljoen km2. De wederom zwaar beladen MIR had een lange vlucht voor de boeg, zodat het nodig was onderweg bij te tanken. Daartoe sjouwde de bemanning twee vaten brandstof de cabine in. De deksels blijken niet bestand tegen de binnenin klotsende vloeistof, zodat al gauw een onpasselijk makende lucht in de heli hing. Uit zelfbehoud openden we de patrijspoortachtige raampjes, een handeling die tot heftige oppositie van de keukendames leidde. Ze vonden het te koud.
Onder ons gleed een boeiend landschap voorbij, met soms een spoor van menselijke presentie. Was dit het land van de Goelag en speelde zich hier de misère af die Orlando Figes en Anne Applebaum later zouden beschrijven? In Cherskiy viel te beluisteren dat na de val van de Sovjet-Unie veel mensen Noordoost-Siberië hadden verlaten, overigens niet verwonderlijk met een temperatuur die 's winters kan dalen tot minus 67 graden.
Kust Oost-Siberische Zee vanuit heli, met enorme aantallen aangespoelde boomstammen (Gerard Ouweneel)
Toen de heli de kust bereikte en deze ging volgen, geraakten we helemaal in vervoering. De toendra liep lang en vlak uit, ver de Oost-Siberische Zee in. Hier en daar een pingo. De vogende dagen zou blijken dat Slechtvalk en Ruigpootbuizerd deze in en door de permafrost gevormde heuvels als broedplek kozen. Beneden in schitterend licht enorme vluchten zwanen, waarschijnlijk ruiers. Zijn het cygnus of bewickii? Wij dachten de laatste, een vermoeden dat later bij het zien van Kleine Zwanen bevestiging kreeg. En dan het drijfhout! Vanuit de lucht leek het of een reuzenhand miljoenen luciferhoutjes tot een brede en eindeloze veek had samengeveegd. Ontelbare boomstammen, afgevoerd door de grote Siberische rivieren naar de ten noorden van de landmassa liggende zeeën. En dat ging maar door, tientallen kilometers lang.
Boven de toendra in de Kolymadelta nabij de kust van de Oost-Siberische Zee (Gerard Ouweneel)
Kamp Chukochya in Kolymadelta vanuit helikopter (Gerard Ouweneel)
Chukockya was niet meer dan een kring van huisjes en tenten, gegroepeerd rond een groter gebouw. Dat was ons onderkomen; met z'n allen in één vertrek, op stapelbedden. Omdat we met de heli op zoek zouden gaan naar de twee graalsoorten en andere arctische vogelwensen, brachten we de bullen in ijltempo over naar onze 'lodge', wederom van het type 'circumstances are rather basic'. Het transport verliep slalommend tussen een horde ruim aangelijnde sledehonden, die bij het vooruitzicht met hun vervaarlijke gebitten ons te lijf te kunnen gaan uitzinnig blaften. Naast de ingang van de huisvesting lag een immense stapel vallen en klemmen. Rond en bij de lodge Sneeuwgorzen en Temmincks Strandlopers. Met het oog op de heli rondvlucht van zo'n 300 kilometer tankten de piloten de inhoud van de vaten over. Over de wijze waarop dat gebeurde en de brandstof die met die transfer in de toendrabodem terechtkwam zou het in Nederland tot kamervragen komen.
Verandasoort in Chukochya, Kolymadelta: Temmincks Strandloper Calidris temminckii (Adriaan Dijksen)
Ross' Meeuwen
In Kolyma geldt het voorschrift uit de buurt te blijven van de Siberische Witte Kraanvogels. Toen vanuit de heli een paartje was ontdekt landde de heli vele honderden meters van de vogels vandaan. De manoeuvre had heel wat voeten in de aarde, ook letterlijk. Terwijl de MIL laag wentelwiekte ging een van de bemanningsleden onderaan het toestel hangen om te onderzoeken of de gekozen landingsplek wel draagkracht had. Dat was geen overbodige test, want de heli kwam weer hevig uit het lood te staan. De kraanvogels waren inmiddels al bijna uit het zicht; twee hoge witte gestalten in een wijds landschap. Omdat zij heel wat sneller voortgingen dan wij bij machte waren, had het geen zin achter ze aan te gaan, zodat we het moesten doen met herinneringen aan de Siberische Witte Kraanvogels in Bharatpur, India.
Er viel genoeg te beleven. Regelmatig Canadese Kraanvogels, Gestreepte Strandlopers met pullen en patrouillerend boven de toendra de drie soorten jagers, met de Kleinste als talrijkste. Weer in de lucht volgde een lange vliegtocht over de delta, via een route langs de meren met de meeste kans op Ross' Meeuwen. Veel vogels, dat wel, maar niet de primus inter pares. Wederom veel zwanen, een troep van 40 Sneeuwganzen en ook een vlucht Rotganzen, waarschijnlijk nigricans. Bij de meertjes Grote Burgemeesters, veel Noordse Sterns en eens twee Vorkstaartmeeuwen. Tweemaal passeerden we een vlucht Stellers Eiders en voorst waren er eidereenden in eclips waarvan we vermoedden en hoopten dat het om Brileiders ging, ook een van de toppers van de wensenlijstjes. De komende dagen zou in Chukochya blijken dat de Brileider daar bijna een nederzettingsoort was. De tegenover ons rijtje in de cabine zittende collega's namen een pijnlijke voorsprong door eerst een Giervalk en daarna een Sneeuwuil door hun patrijspoortjes waar te nemen.
Wijfje Koningseider Somateria spectabilis, Chukochya, Kolymadelta (Adriaan Dijksen)
De tweede landing was bij een meer aan de voet van een kaap, die een weergaloos uitzicht bood over de kust en de Oost-Siberische Zee. Op een tegenoverliggende rotsformatie een Ruigpootbuizerd bij nest en boven de kaap twee rondkruisende Slechtvalken. Een paartje Geelsnavelduikers, zes Pacifische Parelduikers en IJseenden op het nabijgelegen meer completeerden het arctische schouwspel. Echter weer geen Ross' Meeuwen. Thuis zouden we uitvossen dat ze direct na het vliegvlug worden van de jongen naar zee vertrekken. Later stond op de definitieve checklist van tijdens de reis waargenomen soorten de Ross' Meeuw toch afgevinkt. Had Simon het niet aangedurfd na terugkeer van een Kolyma-reis op het BirdQuest-hoofdkwartier te moeten bekennen dat Ross' Meeuwen waren gemist? Daar zag het wel naar uit.
Ondanks dat we met rosea achter het net te vissen, staan de drie dagen in Chukochya stevig bij de topvijf van schrijvers vogelaarsbestaan. Die dagen brachten we door met wandelingen rond de nederzetting en vaartochten in kleine metalen stormboten type Rode Leger. De eerste wandeling ging richting een verre terreinplooi, waarop intrigerende witte vogelfiguren rustten. Aanvankelijk veronderstelden wij Grote Burgermeesters. Maar de bewegingloosheid wekte achterdocht. De bewuste richel dichter genaderd kregen wij zekerheid dat het inderdaad Sneeuwuilen betrof. Later vonden we ook een nest met jongen. De wandelingen vergden uren, waarbij wij ons gelukkig prezen dat BirdQuest een partij lieslaarzen op de kop had weten te tikken. Iedere stap drong door de plasdrasse toendrabodem tot op de permafrost en deed hordes muggen opwervelen. Die bleven echter laag, zodat ons de kwellingen a la Omolon bespaard bleven.
De excursies rond Chukochya vonden plaats onder begeleiding van voortdurend alarmerende en attaquerende Kleinste Jagers Stercorarius longicaudus (Adriaan Dijksen)
Middelste Jager Stercorarius pomarinus prototype. Chukochya, Rusland (Adriaan Dijksen)
Gestreepte Strandloper Calidris melanotos, Kolymadelta, Rusland (Adriaan Dijksen)
Kemphaan Philomachus pugnax pul, Chukochya, Rusland (Adriaan Dijksen)
Vlakbij de nederzetting liep een paartje Canadese Kraanvogels met een al flink uit de kluiten gewassen pul. Hier ook de drie boven de toendra rondschuimende soorten jagers, die kennelijk een niet aanvalspact respecteerden met het eveneens rondvliegende stel Velduilen Door alleen maar óók hier te zijn zetten deze laatste hun weergaloos imago verdere luister bij. Einde juli waren er nog volop steltlopers, met als talrijkste Bontbekplevieren, Temmincks Strandlopers en de beide franjepoten. Verder ook Gestreepte Strandlopers en Grote Grijze Snippen. Enkelen ontdekten een paartje Zilverplevieren met pullen. In hun Kolyma-entourage maakten ze op Jacques de Raad zo'n verpletterende indruk dat hij, terug in Nederland, Frits Jan Maas verzocht Zilverplevieren te schilderen.
Paartje Canadese Kraanvogels Grus canadensis, Chukochya, Rusland (Adriaan Dijksen)
Canadese Kraanvogel Grus canadensis pul, Chukochya, Rusland (Adriaan Dijksen)
Een van de ervaringen van de 28e was een gemengde vlucht steltlopers, kennelijk onderweg. Het ging om 12 Kleine Strandlopers, 30 Bonte, 4 Steenlopers, 6 Gestreepte Strandlopers en 5 Krombekken. Dit gezelschap zette de verbeelding weer aan het werk. Eind juli zijn onderweg zijnde Kleine Strandlopers en Krombekken ook in Nederland te vinden. Twee jaar later zouden we half-oktober beide soorten bij duizenden zien bij Walvisbaai langs de Atlantische kust van Namibië. Over weergaloos imago gesproken...! Een andere ervaring was een paartje Rietganzen, enorme vogels, waarschijnlijk middendorffi. Hoewel ver weg, gingen ze met hun vijf jongen direct op de loop om de afstand verder te vergroten.
Van slapen kwam bijna niets. Tijdens de lichte julinacht ging het leven op de toendra door en lagen we in ons onderkomentje te luisteren naar de enerverende vogelstemmen. De luide, onaardse roep van de rond Chukockya aanwezige vier soorten duikers, samen met het tlie-uu-ie van de Zilverplevieren en de kraanvogelfanfares vormden een koor dat deed huiveren van emoties. Konden we het op bed niet langer uithouden (waaraan het spartaanse slaapmeubilair bijdroeg) dan keken we vanaf de waranda uit over een landschap dat niet van deze wereld was. Bij een paar in het gedempte licht opdoemende mammoetfiguren zou niemand zich erg hebben verbaasd. Aan de rand van de nederzetting stond een soort yurt, waarvoor meestal een Chukchi-vrouw van onbestemde leeftijd troonde, gestoken in traditionele outfit. Was dit de Sijtje Boes van Chukochya? Ten prooi aan niet te ontcijferen gedachten staarde ze voor zich uit. Omdat ik haar na een valpartij tussen de waanzinnig tekeer gaande honden overeind hielp komen mocht ik haar fotograferen.
Bewoonster van Chukochya, Kolymadelta, Rusland (Gerard Ouweneel)
Interieur pelsjagershut, Kolymadelta, Rusland (Gerard Ouweneel)
Giervalken
Op de 29e kwam hooguit een half uur na de afgesproken tijd de MIL opdagen. De vlucht naar Cherskiy verliep niet probleemloos. Toen de heli de toendrazone achter zich liet belandde het toestel plotseling in dichte mist. We vlogen laag met rondom aardig forse heuveltoppen, zodat het op slag beklemmend stil werd in de heli. De piloot keerde resoluut om richting toendra's, waarna hij zijn heli op een hoge heuvel zette, wederom in de inmiddels bekende scheve stand. Daarna begon het wachten op het optrekken van de mist. Slechtvalken en een schitterend uitzicht met op afstand een bijna volmaakt symmetrische pingo waren ons deel. Heel ver weg staken drie reusachtige broodroosters omhoog, radarinstallaties die de nadering van de USAF over de Poolzee moesten melden. Wat moest het niet hebben gekost die dingen daar neer te zetten?
Pas in het begin van de middag maakte de piloot het gebaar instijgen. Aan de voet van een lage wand langs de Kolymarivier ging de heli weer aan de grond. Giervalken waren het doel, maar over hoe en waar kwam geen briefing, waarbij het erop leek dat Simon noch Stanislav de leiding op zich ging nemen. Verwarring dus, zodat de groep opnieuw uiteenviel. Dat pakte vervelend uit want toen wat later met een schreeuw de ontdekking van de Giervalken werd geannonceerd, bevonden enkelen zich buiten gehoorsafstand. Ze zouden de vogels missen.
Wij vergaapten ons aan vijf exemplaren, een adulte vogel en vier vliegvlugge jongen. Volgens Dementiev behoren de Kolyma Giervalken van de vorm grebenitszkiy, de witte of in ieder geval zeer lichte exemplaren van Noordoost-Siberië. Wit waren ze zeker. Stanislav stond erop maar kort bij de vogels te zijn. Later zou blijken dat eentje van ons er toch in was geslaagd van nabij foto's te maken. Wat in mineurstemming omdat niet alle vrienden de vogels hadden gezien, maar ook gedeprimeerd door de verhalen van Stanislav dat in het 'nieuwe Rusland' de maffia raids uitvoerde om Giervalken te roven voor het Midden-Oosten keerden we terug naar de MIL.
Grote Burgemeesters Larus hyperboreus (vorm pallidissimus) met een meeuwensoort over wiens identiteit lang werd gedelibereerd, zonder overeenstemming te bereiken. Was het schistisagus of taimyrensis? Chukochya, Rusland (Adriaan Dijksen)
De terugreis naar het westen leverden ervaringen op die pasten in de chaotische dagen die Boris Jeltsins Rusland in de zomer van 1993 doorstond. In Jakoetsk kregen wij een rondleiding door het befaamde Permafrost Instituut. Benauwd dat het nieuwe Rusland ook korte metten zou maken met de in het instituut aanwezige kennis waarbij ook Canada baat had, had deze natie een stel wetenschappers in Jakoetsk gedetacheerd. Het deed vreemd aan een voor hen in country-style gebouwd hotel te zien, met daarvoor geparkeerd een rijtje fonkelnieuwe Chevrolets. 's Middags had BirdQuest een bus gearrangeerd voor een tocht buiten de stad.. Opnieuw fijne taigasoorten en een Roerdomp waren het resultaat. De radiator van het voertuig was zo lek dat de chauffeur om de haverklak moest stoppen om bij te vullen. Water genoeg langs de weg!
De Aeroflotvlucht naar Moskou inspireerde al eens tot een column. Het korte verblijf in Moskou had nog twee adrenalinestoten in petto. De bus die ons had afgezet voor het obligate rondje Rode Plein was bij terugkeer met al onze spullen foetsie. En bleef weg. Terwijl wij bezig waren ons te verzoenen met het idee alles kwijt te zijn aan de Moskouse zwarte markten, kwam het voertuig toch nog aanjakkeren.
De apotheose had plaats op Moskou's internationale luchthaven Sheremetyevo, een locatie waar het al eerder tot deining kwam en waar weer later opnieuw oprispingen zouden volgen. Toch al verlaat als gevolg van de dolende bus, zagen we in de vertrekhal dat vele hekken en platte petten ons van de begeerde doorgang naar de gates met de British Airways Boeing scheidden. Terwijl de klok doortikte, was van voortgang geen sprake. Roekeloos geworden door alle overwonnen moeilijkheden in Ruslands Verre Oosten, namen we in hordeloop een paar hekken, een daad die men in het Rusland van een paar jaar geleden zeker beter had kunnen nalaten, zeker op een vliegveld. Natuurlijk deining, luidkeelse uitroepen in het Russisch en een toestroom van nog meer platte petten, die echter met ons initiatief geen raad wisten, een fenomeen dat we in de post Sovjetperiode meer hadden meegemaakt. En ineens stond er ook Anja, onze Intourist-gids tijdens de Siberiëreis in 1985, en toevallig in de vertrekhal voor een Intourist-missie. Omhelzingen, waarbij ze verklaarde 'ik hoorde zoveel herrie dat ik dacht 'het zijn vast birders'!'.Waarvan acte.
Schrijver belaagd door muggen (Adriaan Dijksen)
Literatuur
Flint, V.E., R.L. Boehme, Y.V. Kostin & A.A. Kuznetsov (1984): A Field Guide to the Birds of the USSR. Princeton University Press. Princeton. New Jersey.
Hayman, P., J. Marchant & T. Prater (1986): Shorebirds. Croom Helm. Londen.
Kampf, R. & K. Kampf. (1993): Reis naar Noord Oost Siberië 8 juli 1993 - 1 augustus 1993. Homepage www.rekel.nl
Ouweneel, G.L. (1999): Flaauwers, Kolyma, Walvisbaai....een drieluik. Sterna 44: 42-44.
Ouweneel, G.L. (1993): Aeroflot. In Vlerkenstreken. GMBuitgeverij. Haarlem
Ouweneel, G.L. (2011): Voor vogels de wereld rond. Eigen Boek. Voorburg.
Potapov, E. & R. Sale (2005): The Gyrfalcon. T & AD Poyser, Londen.
Gerard Ouweneel
18537 views
Comments:
Door: Max Berlijn, maandag 3 september 2012 17:13 |
Toch wel heel gaaf hoor zo in "the early days". Veel dan de soorten zijn nu op een makkelijkere plek te doen al hoewel dan vaak in een minder mooi kleed (ad. zomer Ross Meeuw blijft moeilijk buiten de toendra nu Churchill niet meer meewerkt, ik zag nog een paartje in 96). Helaas is Rusland inmindels zo corrupt dat rondreizen daar voor niet te aanvaarden risico's zorgt. Ik moet nog steeds Spruce Grouse en BBCapercailly (en Pallas Roodmus) maar durf geen echte plannen te maken... |
Gewijzigd op: 2012-09-03 17:16:00 |
Door: Jan Hein van Steenis, maandag 3 september 2012 23:35 |
Die rare meeuw lijkt qua mantelkleur en breedte van de witte vleugelachterrand verrassend veel op de (m.i. zogenaamde) Slaty-backed Gull van Londen! |
Door: Klaas van Dijk, woensdag 5 september 2012 09:28 |
Gerard, ik heb erg genoten van dit prachtige verhaal en van de mooie foto's. Nooit geweten dat we in 1993 allebei in Siberië zaten (ik op Taimyr bij de monding van de Pyasina). Veel van jullie belevenissen (ook met de helicopter) komen me bekend voor, want zo ging het natuurlijk ook bij ons. De determinatie van de meeuw laat ik graag aan specialisten over. |
Door: Jan Hein van Steenis, woensdag 5 september 2012 20:54 |
Die meeuw zou ik als Vega × Slaty-backed opschrijven. Overigens is de Klapekster nu (met de Noord-Amerikaanse vorm) gesplit, dus het gaat hier om een Noordelijke Klapekster (L borealis sibiricus) (als BirdQuest dat toentertijd geweten had, waren ze hem heus niet vergeten). |
Door: Chris Schenk, woensdag 5 september 2012 22:15 |
Geweldige onderneming, geweldig om te lezen! |