HENK P A LEVERING & GUIDO O KEIJL 2008. Vinkenbaan Castricum 1960-2006 - een halve eeuw vogels ringen. VRS Castricum, Castricum. 256 pp. ISBN 978-90-9023466-3. EUR 23.80 (incl. verzendkosten), te bestellen door dit bedrag over te maken op girorekening 4380680 tnv Vinkenbaan Castricum, ovv 'boek vinkenbaan'.
Dit boek behandelt 46 jaar (dus niet exact een halve eeuw) vogels ringen op misschien wel de bekendste vinkenbaan van Nederland: Castricum, Noord-Holland. In deze periode zijn ruim 350 000 vogels gevangen, van een ongekende 215 soorten (inclusief exoten en escapes). Dat tijden veranderen mag duidelijk zijn. Zo valt in de inleidende pagina's te lezen dat de Frater Carduelis flavirostris nog altijd in de top tien van meest gevangen soorten staat, terwijl het een soort is die in Nederland al jaren nauwelijks meer geringd wordt. De vinkenbaan in Castricum was geen voorloper in ringactiviteiten (de eerste vogel in ons land werd in 1911 van aluminium voorzien), en zowel in het buitenland als in ons land was reeds veel pionierswerk verricht. De Noord-Hollandse vogelvangers hebben sinds de oprichting echter wel een leidende rol gespeeld in het bedenken en perfectioneren van vele succesvolle vangmethoden, zoals het vangen met geluid (al vanaf de jaren '60!), nachtvangsten en het 'uit de lucht krijgen' van overdag doortrekkende steltlopers. En nu, met dit goed uitgevoerde koffietafelboek, vervult Castricum wederom een voortrekkersol in de ringerswereld.
Veel van de bedachte of geperfectioneerde technieken worden inmiddels ook op andere ringbanen toegepast, maar Castricum blijft desondanks voor veel soorten een hotspot. Opmerkelijk, omdat er plaatsen elders langs de kust zijn waar meer stuwing van trekvogels is dan in Noord-Holland. Zo valt te lezen dat nergens ter wereld zoveel Witgatten Tringa ochropus worden geringd als hier. Castricum heeft een grote ringbaan, die veel verschillende biotopen beslaat, en de baan kent ook nog eens een stevige bezetting, maar dat is geen afdoende verklaring voor het succes: dat heeft zeker ook te maken met kennis, kunde en experimenteerdrang.
De inleidende pagina's van dit overzichtswerk behandelen onder andere de geschiedenis van de vinkenbaan, de ringers van toen en nu (vangveteraan Rienk Slinks, actief sinds 1964, verdient hier een aparte vermelding), de gehanteerde vangmethoden en een uitleg over de gegevensverzameling van de geringde soorten. Het belangrijkste onderdeel van het boek wordt echter in beslag genomen door de soortteksten, die behalve de gevangen escapes allemaal worden besproken. Op 22 soorten na worden alle teksten begeleid met een foto (helaas geen profielfoto maar uitsneden van de kop). Voor vogelaars die primair geïnteresseerd zijn in zeldzaamheden, zijn de kaft en de eerste pagina van de soortteksten wat misleidend: hier staan vooral zelden gevangen, schaarse of zeldzame vogels afgebeeld. Dit boek is echter met name van belang voor de wat vaker voorkomende soorten. Hoe algemener de soort, hoe meer (statistische) informatie wordt weergegeven in de soorttekst, overzichtelijke tabellen en grafieken. Jaartotalen, terugmeldingen, fenologie, dagrecords, leeftijd- en geslachtverhoudingen in relatie tot de fenologie en biometrie: het komt allemaal aan bod, wat een zeldzame schat aan informatie oplevert. Soms is dat zo gedetailleerd dat zelfs de tijdstippen op de dag waarop soorten gevangen worden in grafiekvorm zijn weergegeven. Een dergelijke overzichtelijke publicatie met zoveel informatie van ringgegevens is in Nederland ronduit uniek.
Diverse ringstations in Nederland vinden vaak hetzelfde wiel uit. Een zeer sterk punt van dit overzichtswerk is dat totaal niet geheimzinnig wordt gedaan over succesvolle vangmethoden. Dankzij dit boek kunnen alle ringers aan de slag met geluid van Bontbekplevieren Charadrius hiaticula (omdat dit ook andere steltlopers aantrekt) en weten zij dat Strandleeuwerik Eremophila alpestris vooral laat op de ochtend wordt gevangen, om twee willekeurige voorbeelden te noemen. Zo zijn in Meijendel, Zuid-Holland, inmiddels de eerste meeuwen sinds het verdwijnen van de kolonies aldaar geringd. Wat ook zeer aanspreekt zijn de verwerkte persoonlijke herinneringen van (oud)medewerkers. In de inleidende hoofdstukken staan enkele langere verhalen, terwijl bij sommige soortteksten korte persoonlijke notities zijn opgenomen. Voor ringers zijn verhalen over 366 geringde Waterrallen Rallus aquaticus in een nacht, of 3627 Kramsvogels Turdus pilaris in één maand tegelijkertijd jaloersmakend en om van te smullen. De spanning of die Blauwe Kiekendief Circus cyanus nu wel of niet op het slagnet zal landen. En wat te denken van de eerste steltloper (in 1967) die ooit in Castricum gevangen werd? Dat was een Morinelplevier C morinellus! Of de eerste Pestvogel Bombycilla garrulus en Waterspreeuw Cinclus cinclus voor de baan (beide nu twee gevallen), die op dezelfde dag werden geringd? Net als in de publicaties van The Sound Approach geeft dit soort verhalen het geheel meer cachet: de auteurs hebben goed begrepen dat 'birder's tales' niet alleen de betrokkenheid van de onderzoekers tonen, maar dat lezers dit soort anekdotes ook nog eens verslinden.
Zeer boeiend is het laatste hoofdstuk, een bijdrage van Hans Schekkerman, over de langetermijnveranderingen in najaarsfenologie van zangvogels: van 24 veelgevangen soorten is statistisch significant vastgesteld dat anno nu 11 soorten vroeger en 13 soorten later wegtrekken dan voorheen: vroege doortrekkers trekken nog vroeger weg, late doortrekkers nog later. Hierbij wordt een relatie met klimaatsverandering gelegd. Een zeer waardevolle toevoeging, die bewijst dat ringwerk binnen het vogelonderzoek nog altijd van toegevoegde waarde is. Dergelijke gegevens zijn met ander veldwerk niet te verzamelen. Het is te hopen dat Castricum, met de enorme hoeveelheid aan verzamelde gegevens, met meer waardevolle publicaties komt. In de literatuurlijst is te zien dat veruit de meeste publicaties van de ringbaan in De Winterkoning, het blad van Vogelwerkgroep Midden-Kennemerland (waar de ringbaan onder valt), verschijnen. Een gemiste kans, omdat veel informatie een breder publiek verdient.
Publicaties zijn zelden perfect, dus ook hier zijn wel wat kritiekpunten te noemen. Het belangrijkste punt is dat de eindredactie niet altijd even zorgvuldig is uitgevoerd. Niet alleen had het taalkundig wat netter gekund, waarmee vooral de bijdragen van medewerkers wat 'vloeiender' leesbaar waren geweest, ook zijn hier en daar slordigheden in de soortteksten geslopen. Zo valt bijvoorbeeld te lezen dat de Boomleeuwerik Lullula arborea meestal '204' uur na zonsopgang gevangen wordt (2-4 uur?). Bij het doornemen van de soortteksten valt zo nu en dan een dergelijk schoonheidsfoutje op, maar dat mag de pret van het lezen van dit naslagwerk niet drukken. Als ik andere kritiekpunten zou moeten noemen (zoals het ontbreken van een gedegen fotoverantwoording) zou ik vervallen in muggenziften. Iedereen met een beetje interesse in vogelonderzoek en het ringen van vogels en/of trekvogels in het algemeen haalt met dit boek een prachtig naslagwerk in huis. En nog voor een zacht prijsje ook. VINCENT VAN DER SPEK
14790 views
Reacties: