Het in 2008 verschenen boek 100 Birds to see before you die machtigt zich een opsomming aan van honderd vogelsoorten die vogelaars naar oordeel van de samenstellers in ieder geval dienen te zien voor ze afreizen naar hun hiernamaals. Bij hun selectie kenden de auteurs de Lepelbekstrandloper de 37e plaats toe, achter de Ibisbill op de 34e en de Diadeemplevier die de 25e plaats in de wacht sleepte, ook steltlopers waarvoor vogelaars graag de koffers pakken. Degenen die zich de afgelopen weken naar Hoogwoud spoedden om de Roodkeelnachtegaal te zien, zal het voldoening geven dat deze bij de verkiezing ook in de prijzen viel, zij het met een 95e plaats op het nippertje.
Het boek is nu een kleine tien jaar oud. Dus mogelijk zou men thans aan de hand van huidige criteria tot deels andere soorten en/of rangorde komen, met een (nog) hogere score voor de Lepelbek. Zeldzaamheid was weliswaar niet de enige maatstaf die de heren bij hun keuzes hanteerden, maar dat de Ivory-billed Woodpecker als primus inter paris uit de bus kwam, is veelzeggend - de Amerikanen stellen het definitieve afscheid van deze inmiddels toch wel virtuele soort steeds opnieuw uit.
Die zeldzaamheid is natuurlijk een van de redenen dat vogelaars erop zijn gebrand pygmeus te zien. Wellicht gloort er een sprankje hoop (zie hieronder) maar voorlopig is de populatie dusdanig geslonken dat de kans op een exit alleszins aanwezig is. Vanzelfsprekend draagt het karakteristieke snaveltje bij aan de populariteit. En tenslotte dankt pygmeus uitstraling aan het beperkte broedgebied en de ongenaakbaarheid van het zomerhabitat. Want hoe in vredesnaam te komen op de locaties waar ze nestelen?
Deel 1 - Mai Po
Enfin, dat zijn thans overwegingen maar een kwarteeuw geleden was dat niet anders. Want toen wij ons in april 1990 gevieren naar Hongkong spoedden om tien dagen vooral in Mai Po door te brengen, stond de Lepelbek op de verlanglijstjes veruit bovenaan. Gevolgd door de Nordmanns Greenshank en de Asiatic Dowitcher. Het was een opluchting dat die drie soorten ons de eerste dag al ten deel vielen, zij het achteraf gezien met meer geluk dan wijsheid. Toen wij wat later op de hoogte raakten van de heersende mores binnen de stoet vogelaars die ook in 1990 al in Mai Po rondsjouwde, realiseerden we ons de mazzel van die eerste dag.
Ik vertel over de situatie in 1990. Sindsdien was ik niet meer in Hongkong, althans niet in Mai Po. Dus ik weet niet hoe het er nu is. Het natuurreservaat ligt op de grens van China en de toen nog Britse kroonkolonie. Mai Po was/is in de eerste plaats een hoogwatervluchtplaats voor de vluchten steltlopers die foerageren op de wijde slikken richting China. Het was dus zaak op de hoogte te zijn van de hoogwaterperioden. Een hut met beperkte persoonscapaciteit bood zicht op de belangrijkste hoogwatervluchtplaats, achterin het reservaat. Dat ging om 09.00 uur open voor het publiek. Was het omstreeks het openingsuur hoogwater dan ijlden groepjes vogelaars in snelwandeltempo richting hut om verzekerd te zijn van een plekje. Daar aangekomen en binnenin aangeschoven was het geenszins een geheide klus de Lepelbekjes uit de dicht op elkaar rustende drommen steltlopers te halen. Een met de snavel in de veren rustende Lepelbek tussen een groep Red-necked Stints in dezelfde houding valt bepaald niet op. Hetgeen betekende dat degenen die in de bewuste hut een plekje hadden veroverd er wel een paar uren zoet waren.
De eerste ochtend slaagden wij erin ons tussen de ongaarne plaatsmakende ruggen van een massieve rij vogelaars een plekje te krijgen. Pygmeus was al ontdekt en monkelend werd doorgegeven waar en hoe te zoeken. Applaus. Er waren er vier. Hief een van de vogels even het snaveltje, dan ging een zucht van opwinding door de rij vogelaars, zij het minder luid dan toeschouwers ten beste geven op een voetbaltribune indien op het veld een sterk staaltje te zien is. Met 29 soorten steltlopers waarbij dus pygmeus kon onze eerste dag Mai Po niet stuk.
Er zouden nog twee dagen volgen met Lepelbekjes, eentje met drie en de 15e april met twee. Eenmaal waren we getuige hoe Mark Beaman, aan het hoofd van een BirdQuest-groep, smeekbeden richtte aan de gesloten lijn ruggen van vogelaars om ruimte te maken voor zijn klanten. Tja, je zult maar via wervende circulaireteksten de deelnemers hebben beloofd dat ze Lepelbekken gaan zien en dan alleen maar opkijken tegen een rijtje ruggen.
Menno Huizinga en ik vonden dat we ons in den brede moesten oriënteren en staken voor een dag over naar het gokcentrum Macao. Dat gebeurde daags na een forse storm. Onderweg zagen we twee Bulwers Stormvogels, drie Streaked Shearwaters, een Brilstern en een Slay-backed Gull, zodat we vergenoegd vaststelden dat onze uitspatting ook ornithologisch gezien geen jour perdu was. Over Macao is een column te vullen. Hier alleen de bekentenis dat we kennismaakten met volstrekt ondoorgrondelijke gokspelletjes vol met arglistigheden, zodat we onze inzetjes al verspeeld bleken te hebben, terwijl wij veronderstelden dat het spel nog moest beginnen.
Diep in de kleine uurtjes voeren we terug naar Hongkong, waar we de volgende ochtend aan een opgetogen verhaal begonnen over de zeevogelsuccessen tegenover onze metgezellen Gerard Steinhaus en Dirk de Moes. Deze wisten dat vuurtje gauw te doven. Want in Mai Po had zich op onze Macao-dag o zo mooi een Saunders's Gull laten zien, waarover Gerard en Dirk veel te vertellen hadden! Wij ijlden het reservaat in maar de vogel was foetsie. Tot dusver is hij dat voor mij gebleven.
Deel 2 - Sachalin
Ruim een jaar later was het weer prijs. De Sovjet-Unie was net Rusland geworden met als plezierige consequentie dat tal van interessante vogelgebieden binnen bereik kwamen. Zo ook Sachalin, zij het in 1991 vooralsnog alleen de zuidelijke helft van het bijna 1000 kilometer lange eiland voor de kust van het Russische Verre Oosten. Onder de vlag van BirdQuest en met Nigel Redman als tourgids arriveerden wij er op de 22e mei 1991 voor een verblijf van vier dagen. BirdQuest had als gids Vitalli Nechaev ingehuurd, auteur van o.a. Birds of Sakhalin Island . Die man maakte diepe indruk. Nooit ontmoette ik iemand die zich zo onhoorbaar en onzichtbaar door een bos weet voort te bewegen. Bovendien was hij ons met zijn verrekijkertje van rond 1900 steeds de baas bij het ontdekken van soorten, inclusief de Nordmanns Greenshanks en een Lepelbek. Die laatste vond hij op de wijde slikvlakten van Anyva Bay, wederom tussen honderden Red-necked Stints. Toen wij onze bewondering uitten dat hij pygmeus er zo snel uitpikte, verklaarde Vitalli vooral op de motoriek te letten. Wat later pikte hij er nog enkele op uit de steltloperdrommen, maar toen was onze groep al aardig verstrooid geraakt. Een BirdQuest-functionaris bekende me eens dat op het BQ-hoofdkwartier de Nederlanders de naam hebben dat ze binnen de korts mogelijke tijd alle kanten uitzwermen. Ik keek van die mededeling niet op.
De slikken van Anyva Bay waren goed voor een melkweg van vogels, waaronder Aleutian Terns, een soort waarmee vogelaars wel een poos aangenaam bezig zijn. Dat was Adriaan Dijksen ook. Op de hurken schoof hij langzaam dichterbij om een in baltsstemming verkerend stel te bekijken en te fotograferen. Buiten de ver uitgezwermde leden van onze groep was het enige andere menselijke wezen op die wijde slikken een als een zombie voort-sjouwende Zweedse vogelaar. Deze bestond het om exact zijn route te kiezen tussen Adriaan en diens een paar meter verderop baltsende Aleutian Terns. Die foetsie. Adriaan had die dag veel te declareren over de Zweed. En dat had hij jaren later opnieuw toen hij de man op zijn Texel zag rondsjouwen.
Deel 3 - Beringstraat
Ruslands Verre Oosten bleef trekken. Twee jaar later was het weer prijs en opnieuw onder de vlag van BirdQuest.
Na eerst een paar dagen vogelen rond Magadan, varen op de Zee van Ochotsk en een bezoek per helikopter aan het eiland Talan, landden wij op 14 juli 1993 in Anadyr. Bij het vliegveld ligt een put waarin pygmeus althans toen nog placht te broeden. Dat die put ons eerste excursiedoel was, is een overbodige mededeling. Bingo. Voortdurend geattaqueerd door Long-tailed Skua's die daarbij fysieke contacten niet schuwden, liet Lepelbek zich ogenschijnlijk ongeïntimideerd bekijken en fotograferen. Alleen al die middag moeten er vele tientallen plaatjes van hem zijn gemaakt.
Broedhabitat Lepelbekstrandloper Calidris pygmeus, Beringstraat, Rusland, 16 juli 1993 (Gerard Ouweneel)
Baltsende Lepelbekstrandloper Calidris pygmeus, Beringstraat, Rusland, 16 juli 1993 (Gerard Ouweneel)
Lepelbekstrandloper Calidris pygmeus, Anadyr, Rusland, 14 juli 1993 (Adriaan Dijksen)
Op de 16e voeren wij met de Fedor Matisen vanuit Anadyr weg voor een vijfdaagse tocht vice versa door de Beringstraat tot de monding in de Noordelijke IJszee. Bij de oversteek door de Anadyrskiy Zaliv en de ronding van Kaap Chukotskiy waren de immense aantallen Short-tailed Shearwaters een van de ornithologische hoogtepunten. Een telling van drie kwartier leverde 1500 exemplaren op. Veertien jaar later, in april 2007, zouden dunbekpijlen opnieuw diepe indruk maken: de grote vluchten over de Grote Oceaan noordwaarts voortijlende dunbekpijlen, groepsgewijs hoog opkeilend, was toen een van de memorabele belevenissen van de Western Pacific Odyssee.
Short-tailed Shearwaters Ardenna tenuirostris, Grote Oceaan, Rusland, april 2007 (Heritage Expeditions)
's Avonds meerde de Fedor af in Provideniy, een stadje waarin ik niet graag zou willen wonen, ondanks broedende Lepelbekstrandlopers naast de deur, althans in 1993. Alvorens af te meren maakten we een zodiactocht naar een wad- en schorachtig gebied, gelegen vóór de hoge ongastvrij ogende wanden die de Bering Straat over het algemeen omzomen. Er waren een paar Western Sandpipers en alarmerende Red-necked Stints. En ook een Lepelbek die, naar onze smaak, pullen moest hebben. De vogel vloog nerveus alarmerend om ons heen waarbij hij een wulpachtig 'tjuu-tjuu' en een triller ten beste gaf. We zijn er dan ook maar snel vandoor gegaan.
Dat was de laatste ontmoeting met pygmeus. Ik probeer mijzelf te verzoenen met de gedachte dat de kans op een reprise uiterst klein is. Hoewel, de net verschenen uitgave van BirdingAsia geeft enige hoop. Het in 2012 gestarte project dat ook steun krijgt van DBA (bravo!), meldt als resultaat dat de kuikenproductie in Chukotka in de crècheachtige omgeving waarin men de pullen laat opgroeien vijfmaal zo hoog is als daarbuiten. Zomer 2015 werden er 28 van deze exemplaren vliegvlug. Vogels die deel uitmaken van het in Slimbridge-UK gehouden groepje vertoonden de afgelopen zomer territoriumgedrag. Dus hoop? Ik hoop het van harte!
Gerard Ouweneel
Literatuur:
Lee, Rebecca, Roland A. Digby & Pavel S. Tomkovich. 2015. The Spoon-billed Sandpiper Calidris pygmaea head-starting programme in 2015. Conservation Report. BirdingAsia 24: 104-107
Ouweneel, G.L. 1992. Verslag van een ornithologische voorjaarsreis naar Sachalin, Oessoerië en Trans-Baikal. Het Vogeljaar 40: 57-61.
Dutch Birding Species Champion
Sinds 2010 is Dutch Birding, samen met Vogelbescherming Nederland, Species Champion voor de unieke, en met uitsterven bedreigde, Lepelbekstrandloper. De Lepelbekstrandloper heeft altijd een grote aantrekkingskracht gehad op de Nederlandse vogelaar.
De Lepelbekstrandloper is nooit algemeen geweest maar de laatste decennia is deze soort sterk achteruit gegaan. Zo sterk, dat deze nu zeker van de aardbodem lijkt te gaan verdwijnen wanneer er geen helpende hand wordt geboden. Vandaar dat Dutch Birding zich als Species Champion heeft opgeworpen. Uw donatie helpt daarbij en u kunt hier doneren.
Dutch Birding wil de Nederlandse vogelaar meer betrekken bij het lot van de Lepelbekstrandloper. Een van de manieren is om Nederlandse vogelaars te vragen om hun persoonlijke verhaal en avonturen met de Lepelbekstrandloper te delen. Hun 'hoe' en maar zeker ook hun 'waarom'. We zouden graag meer persoonlijke verhalen willen horen van deze prachtige vogelsoort!
Heeft u ook een persoonlijk verhaal over de Lepelbekstrandloper wat u graag zou willen delen? Neem dan contact op met Marc Guyt (m.guyt @ casema.nl).
4580 views
Reacties:
Door: Leo Stegeman, maandag 21 maart 2016 16:15 |
Mooi, inspirerend verhaal Gerard! |
Door: ton eggenhuizen, woensdag 23 maart 2016 09:13 |
Inderdaad mooi verhaal, Gerard. Ook in Bangladesh worden goede resultaten geboekt (daarover later meer). Al dat werk - en de soort zelf - verdient ondersteuning. Tot nu toe zijn slechts 36 donaties binnen gekomen met een totaal bedrag van 1300,- (en dat is slechts 26% van het streefbedrag). Dus geef gul! (onbezoldigd en zelf-verklaard ambassadeur van de Dutch Birding Species Champion actie voor de Lepelbekstrandloper) |